Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BROEDERS OF FRATERS VAN HET GEMENE LEVEN

betekenis & definitie

(Frair es vitae communis of bonae voluntatis), ook Hieronymianen, Heerflorensbroeders, Kogelbroeders, naar hun kogelvormige hoofdbedekking, en Fraterheren genoemd, één van de drie stichtingen, waartoe de Moderne Devotie aanleiding gaf. De broederschap ontstond omstreeks 1381 te Deventer door toedoen van Geert Groote en Florens Radewijns.

Haar doel staat duidelijk aangegeven in de Constitutiën van het moederhuis: ,,Ons huis is daartoe door de geloovigen gesticht en gedoteerd, opdat daarin vrome mannen, priesters en clerici in gemeenschap leven, die uit de opbrengst van hun handenarbeid, nl. schrijven, en uit kerkelijke goederen en inkomsten op een bescheiden wijze leven, de kerken vroom bezoeken, hun prelaten en geestelijken eerbiedig gehoorzamen”. De Broeders waren echter niet door kloostergeloften gebonden. Daarom werden ze bestreden door de Dominicaan Mattheus Grabow uit het klooster van Groningen. Aan het hoofd van elk huis stond een rector.

Een eigenlijk centraal bestuur was er niet. De rectoren der Nederlandse huizen kwamen echter jaarlijks bijeen te Zwolle, om de gemeenschappelijke belangen te bespreken. De huizen in Duitsland stonden nog meer onafhankelijk tegenover elkander. Aanvankelijk hielden de Broeders zich niet met onderwijs bezig.

Ook later hebben zij maar weinig eigenlijke scholen gehad. Wel bestuurden zij een groot aantal convicten, waarin de leerlingen van bestaande scholen werden opgenomen en gaven fraters aan diezelfde scholen onderricht. Toch hebben zij grote invloed gehad op het onderwijs, niet het minst doordat zij, door het stichten van aantrekkelijke studententehuizen, een einde hielpen maken aan het zwervend leven van veel studenten, die van de ene school naar de andere trokken en vaak de schrik waren van stad en land. De Fraterhuizen waren alom verspreid in de Nederlanden en vnl. in Duitsland.

Met de opkomst der Hervorming is de Broederschap ten onder gegaan. Sommigen van haar leden gingen over tot het protestantisme, verschillende huizen tot de Congregatie van Windesheim, enkele andere, waaronder die van Münster, Keulen en Herford, bleven voortbestaan tot aan de grote secularisatie in het begin der 19de eeuw.Lit.: Delprat, De Broederschap van G. Groote (Arnhem 1856); A. Hyma, The Christian Renaissance (New York 1924); E. Barnikol, Studien zur Gesch. der Brüder vom gemeinsamen Leben (Tübingen 1917); J. de Jong, Het karakter en de invloed van de „moderne devotie” in Hist.

Tdschr. IV, 1; T. W. Broeders, Geert Groote en zijn invloed op het onderwijs (Tilburg 1931); R.

Post, De moderne Devotie (Amsterdam 1940); F. v. d. Borne, Geert Groote en de Moderne Devotie in de gesch. van het Ordewezen, in Studia catholica XVI en XVII; J. Dols, Bibliogr. der Moderne Devotie (Nijmegen 1941); St. Wachter, Matthäus Grabow, ein Gegner der Brüder vom gemeinsamen Leben, in Sankt Gabrieler Studien VIII, blz. 289 vlg. (1939).

< >