Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Brazilië

betekenis & definitie

is een federatieve bondsrepubliek (Estados Unidos do Brasil) in het O. van Zuid-Amerika. Zij strekt zich uit van 5°16' N.Br. tot 33°45' Z.Br. en van 34°46' tot 73°59' W.L.v.Gr.

De lengte in N.-Z. richting bedraagt 39°01' of 4320 km, in O.-W. richting 39°13' of 4328 km, een vrijwel gelijke afstand dus. Het meest noordelijke punt ligt in de Serra do Caburaí op de grens met Brits Guyana, het meest oostelijke is Kaap Branco aan de kust van de Atlantische Oceaan, het meest zuidelijke vormt de rivier (Arroio) Chui op de grens met Uruguay, het meest westelijke, op de grens met Peru, ligt in de Serra Contamana. De oppervlakte bedraagt 8.591.189 km2; in dit opzicht is Brazilië de grootste staat van Zuid-Amerika; de republiek omvat 3/7 van het gehele Zuidamerikaanse continent. Ze is de vierde grootste staat ter wereld; is uitgestrekter dan het gemenebest Australië en is ongeveer ⅘ van Europa. Brazilië grenst aan alle Zuidamerikaanse staten met uitzondering van Chili en Ecuador.Natuurlijke gesteldheid

Brazilië omvat twee grote natuurlijke gebieden: de Amazonevlakte (Amazonië) in het N. en N.W., en het bergland van Brazilië in het O. en Z.

a. Bergland van Brazilië

De basis van dit bergland is een sterk geplooid massief van gneis en kristallijne leigesteenten, overblijfsel wellicht van een oeroud Braziliaans-Afrikaans continent. Reeds in de vroeg-primaire tijd verloor het tijdelijk zijn vastelandskarakter en werd het soms geheel, soms gedeeltelijk overstroomd door ondiepe zeeën, die het oude basisgebergte overdekten met meer horizontale, afwisselend dikke sedimentgesteenten: kwartsieten, zandsteen, kalk en leien. Sinds de siluurtijd had hier geen plooiing van betekenis meer plaats. Wel werd de landmassa opgeheven tot een tafelland van 400-1000 m hoogte, waarbij het massief gedeeltelijk verbrokkeld werd en vooral in de triasperiode vulkanische uitbarstingen plaats vonden, die de aanwezigheid van goud, diamanten en andere edelgesteenten verklaren. Plaatselijk werden tijdens deze vernieuwde vastelandsperiode door de langdurige erosie de jonge sedimenten weer weggevoerd en werd het basisgebergte weer blootgelegd. De opheffing der verbrokkelde aardschollen geschiedde met verschillende intensiteit, waardoor het tafelland een vrij levendig en gecompliceerd reliëf verkreeg.

Naast landschappen, die in de algemene heffing achter zijn gebleven (bijv. het bekken van São Paulo, en de Parahyba-slenk ten N. van Rio de Janeiro), treft men, vooral in het O. van Midden-Brazilië, hoogopgestuwde horsten aan, die plateau-karakter vertonen, en van de oostzijde gezien, zich vaak als bergketens voordoen, ten gevolge van de steile breukranden, waarmee zij naar het O. afbreken. De reeds genoemde 750 km lange, vruchtbare Parahyba-vallei scheidt hier de horsten van de Serra do Mar en de S. da Mantiqueira (met de Itatiaya, 2987 m, de hoogste top van Brazilië). Naar het N. zet het laatste gebergte zich voort als S. do Espinhaço; meer zuidwaarts bevindt zich het Orgelgebergte en de S. Geral. Met een steile breukrand breekt het tafelland in Midden-Brazilië naar de Atlantische Oceaan af. De vorm der breukranden, alsmede de talrijke stroomversnellingen en watervallen, zowel in de randgebieden als in het binnenland, wijzen er op, hoe de tectonische heffing nog in recente tijd (tertiair) een hoogtepunt bereikte.

Het levendig geomorfologisch reliëf van Oost-Brazilië oefent sterke klimatologische werking uit. De Atlantische steilranden veroorzaken overvloedige stijgingsregens van de Z.O.-passaat, ofschoon met uitgesproken maxima in de (zuidelijke) zomer. De jaarlijkse regenval te Santos bedraagt 2300 mm (Jan. 320 mm), te S. Paulo 1400 mm (Jan. 210 mm), te Rio 1100 mm, te Bahia 2000 mm. Wat de temperatuur betreft, bereiken alle lagere kuststations een gemiddelde jaartemperatuur van ten minste 20 gr. C., waarbij echter door de relatief grote jaarlijkse amplitude (te Rio 6 gr., Santos 6,5 gr., S.

Paulo 7,5 gr.) het tropisch klimaat van Midden-Brizilië voor de kolonisatie der Blanken nog niet verlammend werkt. Neerslag- en temperatuurmaxima vallen aan de oostkust ongeveer samen en veroorzaken daarmee een tropisch-weelderige plantengroei. Zo zet het tropische regenwoud van het Amazone-gebied zich, zij het in enigszins getemperde vormen, langs de bergachtige oostkust voort tot voorbij Santos. Ofschoon de kustgebergten de economische ontwikkeling eerder geremd dan bevorderd hebben, zijn er de kust- en dalvlakten en lagere hellingen in grote uitgestrektheden in cultuur genomen en verbouwt men koffie, cacao, katoen, suikerriet, maïs en rijst.

Het lager gelegen binnenland ligt in de regenschaduw der Atlantische bergranden, waardoor de regenwouden hier eerst overgaan tot de regengroene wouden (Catinga) van het N.O., die in de hier zeer uitgesproken droge tijd meestal de bladeren laten vallen, terwijl meer Z.W. het binnenland savanne-karakter aanneemt met harde grassen, struiken en alleenstaande boomgroepen (Campos), terwijl de rivieren nog vergezeld worden door galerijwouden. Naast de grotere zomerdroogte uit zich de continentaliteit van het tropische binnenland in grotere dagelijkse en jaarlijkse temperatuuramplituden. Het gevolg is, dat het savannegebied van nature veeteeltgebied is. Veeteelt is het hoofdbestaansmiddel in Matto Grosso, Acre, Goyaz en het N. van Minas Gerais. Dit is het land der uitgestrekte fazendas met kudden halfverwilderde runderen van 60 - 80.000 stuks.

Zuid-Brazilië (Paraná, Santa Catharina en Rio Grande) vertoont subtropische klimaattrekken. Temperatuur- en regenvalgemiddelden nemen naar het Z. af; de jaarlijkse temperatuuramplitude neemt toe. De gemiddelde uiterste temperaturen liggen om 33,8 gr. en -4,4 gr. C. De kustvlakte en de Atlantische berghellingen dragen nog koffie-, suikerriet- en katoenplantages, maar in het binnenland treden de plantages terug om plaats te maken voor maïs, tarwe, aardappelen en Europese groenten en veeteeltbedrijven. In tegenstelling met Midden-Brazilië vertoont het Z. kleingrondbezit, waarmee hier de kolonisatie der Duitse en Poolse agrarische immigranten samenhangt.

b. De Amazone-vlakte

De laagvlakte van Amazonië, voor zover deze tot Brazilië behoort, heeft een oppervlakte van 100 maal die van Nederland. De vlakte is een bekkenvormige, door de berglanden van Brazilië, Guyana en Andes ingesloten oude zee-arm, met een vernauwde uitgang naar de Atlantische Oceaan en is voor een groot deel door de Amazone en haar zijrivieren met geologisch jonge aardlagen opgevuld. In de lengte-as van het bekken ontwikkelt de rivier zich tot een reuzenstroom, de waterrijkste ter wereld (zie Amazone). De waterrijkdom der rivier evenals het landschapstype wordt geheel door het tropische klimaat bepaald. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt 25-27 gr. G.

De jaarlijkse regenval te Belem is 2430 mm, te Manãos 1670 mm. De hoofdregentijd valt tijdens de eerste zenithaalstand der zon (Mrt); de droge tijd (ca Juni tot ca Dec.), onderbroken door korte en hevige onweersbuien, strekt zich in geheel Amazonië ook nog over de tweede zenithaalperiode uit, doordat de Z.O.-passaat, ten gevolge van de sterke verwarming van het noordelijk continent tot in dit gebied doordringt. Eerst WestAmazonië vertoont neiging tot de vorming van een dubbele zenithale regentijd. De dagelijkse en jaarlijkse temperatuuramplituden zijn klein.

Nagenoeg zonder onderbreking is de onmetelijke vlakte met grote oerwouden bedekt. Het ondoordringbare regenwoud (Hylaea) belemmert alle verkeer buiten de rivieren en verhoogt de hygiënische gevaren van het tropische klimaat. Langs de lage moerassige oevers, die reeds bij middelbare waterstand overstroomd worden, strekt zich het zgn. Igapo-woud uit, hoofdzakelijk bestaande uit 40-50 m hoge palmen, die lagere moerasvegetaties overschaduwen. De iets hoger liggende Varzea, die alleen in de hoofdregentijd overstroomd wordt, onderscheidt zich door hoger onderhout, terwijl de volle grootsheid en veelzijdigheid van het tropische regenwoud eerst tot ontwikkeling komt op de drogere en hogere Terra firme (zie Neogaea). Het aantal nuttige houtsoorten, dat de selva’s bevatten, wordt op meer dan 2000 geschat.

Tot heden was de economische toepassing onbetekenend. Slechts een enkel product wist grote belangstelling te wekken.

Ontelbare gevaren tartend drongen de rubberzoekers (seringueiros) langs de rivieren de oerwouden binnen, om gewoonlijk in roofbouw de latex der hevea’s en andere rubberbomen af te tappen en op primitieve wijze te verwerken. Voor de opkomst van de rubber-producerende gebieden in Z.O.-Azië leverde Brazilië het merendeel van de wereldrubber, benevens de beste kwaliteit. De concurrentie van de plantagerubber heeft het avontuurlijke bedrijf grotendeels doen ophouden. Alleen in tijden van schaarste en grote vraag, zoals in de jaren 1914-1918, maar vooral tijdens Wereldoorlog II, bloeide het bedrijf weer op. Andere uitgevoerde bosproducten zijn Paranoten, carnaubawas (tegenwoordig ook van aanplantingen), vezels, houtsoorten, indigo enz.

Planten- en dierenwereld

(zie Neogaea).

Economische structuur

Brazilië is, ondanks zijn industriële ontwikkeling, nog steeds een uitgesproken agrarisch land, waar ongeveer ⅘ van de totale bevolking van de landbouw afhankelijk is. Slechts 4 pct van de oppervlakte is in gebruik; 50 à 65 pct van de landbouwgronden wordt gevonden in de staten São Paulo, Minas Gerais en Rio Grande do Sul. De landbouw is dus in hoofdzaak beperkt tot de Atlantische randzone en de vroege kolonisatiegebieden. Het N.O. en het midden zijn hier gekenmerkt door plantagecultuur, het Z. door landbouw. De belangrijkste exportartikelen leveren de plantages. De eerste opkomst was te danken aan de slavenhuishouding van de Portugezen, de verdere ontwikkeling bleek afhankelijk van de immigrantenstroom en gedeeltelijk van de regeling van het pachtsysteem.

In het tropische Zuiden met zijn akkerbouw overweegt het blanke element. Ingespannen spierarbeid is voor Europeanen, noordelijker dan Espírito Santo, niet wel mogelijk, waardoor negers en mulatten de overhand krijgen. In het aequatoriale gebied is het milieu voor de blanken nog minder geschikt, waardoor ook de plantagebouw op de achtergrond treedt en daarmede ook het negerelement, zodat de bevolking in hoofdzaak bestaat uit Indianen en kleurlingen. In 1944 waren in totaal 14.802.436 ha met belangrijke gewassen beteeld, waarvan 4.558.200 ha in S. Paulo, 2.992.300 ha in M. Gerais, 1.648.700 ha in R.

Gr. do Sul, 835.700 ha in Parana, 701.400 ha in Pernambuco en 667.100 ha in Bahia. De grootste oppervlakte was met maïs beplant (4.101.000 ha) dan volgde katoen (2.808.000 ha), koffie (2.346.000 ha); andere belangrijke gewassen zijn bonen (1.100.000 ha), suikerriet (675.600 ha), cacao (211.700 ha), tabak (114.800 ha). Brazilië is hèt koffieland van de wereld, de tweede wereldproducent van cacao en de derde van suiker en tabak.

De koffiecultuur is de basis van de economische positie van het rijk. De ruim 3 milliard koffiebomen worden hoofdzakelijk aangetroffen in de staten S. Paulo, Rio de Janeiro, Espírito Santo en M. Gerais. Vooral de terra-rossa bodems, verweerde vulkanische producten, op 400-900 m hoogte, vormen het hoofdgebied; grote bedrijven (fazendas), met meer dan 100.000 bomen zijn regel. De staat S.

Paulo, waar de teelt met behulp van blanke arbeiders bedreven wordt, heeft een beteelde oppervlakte van 1.132.500 ha, M. Gerais 609.000 ha, Espírito Santo 210.000 ha en Rio de Janeiro 157.000 ha. De oogst bedroeg in 1946 ongeveer 15 mill. zakken (van 60 kg). Uitgevoerd werden in 1945 ruim 14 mill. zakken, in 1946: 15.500.000 zakken, waarvan naar de V.S. gingen 11.700.000 resp. 11.200.000 zakken, dus ongeveer 80 à 85 pct. Het overgrote deel wordt over Santos verscheept (ruim 70 pct), 16 pct via Rio de Janeiro en de rest over Paranaguá en Victoria. Het zeer snel toenemen van de productie deed een overproductiecrisis ontstaan, die in 1931 de regering aanleiding gaf tot ingrijpen.

Het probleem is een oplossing te vinden tussen een productiecapaciteit van 20 mill. zakken en een uitvoermogelijkheid van iets meer dan 15 mill. zakken. Tot 1943 werden 77.800.000 zakken koffie vernietigd. De overwegende betekenis van de koffiecultuur blijkt duidelijk uit het feit, dat de waarde van de koffieuitvoer 35 pct uitmaakt van de totale Braziliaanse export, terwijl de cacao slechts 1,8 pct van de waarde vormt.

De cacao wordt thans in plantages gekweekt; deze cultuur ligt noordelijker dan die van de koffie, omdat zij een hogere temperatuur vraagt, nl. een minimum van 22 gr. C. Het voornaamste gebied is Bahia, welke staat ca 95-96 pct van de Braziliaanse productie levert; twee centra worden hierbij onderscheiden, nl. het gebied rond Ilheos, dat 75 pct van de cacao levert en het gebied bij Belmonte dat de beste kwaliteit voortbrengt. In 1944 bedroeg de opbrengst 116.000 ton, waarvan 102.000 ton werd uitgevoerd; ongeveer ⅔ hiervan werd naar de V.S. verscheept. De zuidelijke zone, omvattende de staten S. Paulo, Parana, M.

Gerais en Espírito Santo, levert 80 pct van de katoenoogst. Brazilië levert ongeveer ⅔ van de Zuidamerikaanse katoenproductie; de oogst bedroeg in 1944: 330.000 ton, waarvan aan ruwe katoen 107.640 ton werden uitgevoerd (8,6 pct van de waarde van de totale uitvoer). Tabak en rijst worden sinds eeuwen verbouwd, maar maakten in de 20ste eeuw een krachtige opleving mede. Brazilië zelf verbruikt ongeveer de helft van de voortgebrachte tabak waarvan de opbrengst gemiddeld 150.000 ton bedraagt. De staat Bahia levert ca ⅓ van de jaarlijkse opbrengst; R. Gr. do Sul en M.

Gerais zijn eveneens belangrijke producenten. De export van rijst vermindert; de productiegebieden zijn S. Paulo (50 pct), R. Gr. do Sul (17 pct) en M. Gerais (13 pct). De rietsuikercultuur, die tijdens de Portugese kolonisatieperiode het grote aantrekkingspunt vormde, is zeer sterk achteruitgegaan.

De productie voorziet thans nagenoeg alleen in de eigen behoeften, zo voor de directe consumptie als voor de spiritus- en brandewijnindustrie. Een bosproduct, waarvan de exportwaarde zich in stijgende lijn beweegt, is de Yerba maté of Braziliaanse thee, die als nationale volksdrank geliefd is. Hoofdzakelijk afkomstig uit de staten Parana en R. Gr. do Sul wordt het, wanneer het uitgevoerd wordt, verscheept via de havens Paranaguá en Antonina. Geëxporteerd werden in 1944 en 1945 resp. 48.692 en 49.829 ton, voor het merendeel naar Argentinië en Uruguay.

Van de akkerbouwproducten noemen wij: maïs, mandiocca, bonen, tarwe, rogge, gerst, haver en aardappelen.

Van de vruchten moeten nog vermeld worden citrusvruchten, bananen, ananassen en noten. Brazilië is na de V.S. de grootste producent van sinaasappelen (1944: 1.239.000 ton); de teelt is hoofdzakelijk geconcentreerd in S. Paulo, R. de Janeiro, Bahia, M. Gerais en R. Gr. do Sul. Een wortelziekte bedreigt in ernstige mate de cultuur, waardoor de opbrengst vermindert. Bananen worden verscheept via Santos, waar in de omgeving de aanplantingen gevestigd zijn.

De wijnbouw, die tot net midden van de 19de eeuw onbelangrijk was, onderging daarna uitbreiding door de vestiging van een groot aantal Italiaanse kolonisten, vnl. in het gebied van Rio Grande do Sul. Door staatsbemoeiing, oprichting van proefstations en vorming van coöperaties werd de cultuur zeer bevorderd, zij het dan dat er nergens wijn van bijzondere kwaliteit wordt gemaakt. De met wijnstokken beplante oppervlakte bedraagt 34.000 ha, de wijnoogst gemiddeld ruim 2 mill. hl per jaar, terwijl het gebruik van tafeldruiven belangrijk is.

De helft van Brazilië is bedekt met bossen van de meest uiteenlopende soort, die zowel hout als bosproducten leveren. Van de laatste zijn te vermelden: was, plantaardige oliën, rubber, noten, looistoffen en plantenvezels. Vooral het Amazonegebied is een onuitputtelijke leverancier. Jacaranda (rozenhout), in het bijzonder voorkomende in de staat Esp. Santo en uitgevoerd via Victoria, is het meest waardevol. Naaldhout (Paraná) echter maakt 85 pct van de houtexport uit. Een moderne methode van bosbouw kan het land op de duur een belangrijke bron van inkomsten verschaffen.

De veeteelt heeft haar grootste uitbreiding gekregen in de steppen- en savannen-campos van het centrum en het Westen. Paarden en rundvee komen overal voor, maar toch vnl. in de staten R. Gr. do Sul en M. Gerais; schapen vrijwel alleen in R. Gr. do Sul. Geiten vormen de veestapel in het noordelijk deel en worden gehouden voor de huiden, welke in grote hoeveelheden worden uitgevoerd.

Het aantal varkens is zeer groot, vooral in M. Gerais en R. Gr. do Sul; Brazilië is het derde varkensland ter wereld.

De uitvoer van gekoeld en gedroogd vlees (charque), vleesextract, alsmede van de nevenproducten: huiden, talk, beendermeel, enz. is zeer belangrijk. De export van vlees richtte zich vóór Wereldoorlog II in hoofdzaak op het Europese vasteland (Italië); de uitvoer bedroeg in 1944 en 1945 resp. 53.144 en 34.863 ton, waarvan 70 pct in blik. De staat R. Gr. do Sul is het voornaamste centrum. Vetweiderij heeft plaats in S. Paulo en M. Gerais.

Hoewel Brazilië de grootste visvangst heeft van het gehele Zuidamerikaanse vasteland zo is deze toch nog wel voor uitbreiding vatbaar. De zuidelijke kustgronden worden als de voornaamste aangemerkt.

Delfstoffen

De bodem van Brazilië was tot Wereldoorlog II nog slechts plaatselijk op delfstoffen onderzocht als gevolg van buitengewoon slechte vervoersmogelijkheden, ongunstig klimaat en tegenwerking van de zijde van de landsregering. De grote behoefte tijdens de jaren rond 1940 van de geallieerde landen dwong evenwel tot snel handelen en zodoende konden met hulp van de V.S. belangrijke exploraties worden verricht. De belangrijkste delfstoffen zijn: ijzer, mangaan, nikkel, chroom, wolfram, bauxiet, magnesium, tin, koper, lood, goud, zilver en de nieuwe metalen tantalum, beryllium, zircoon en titanium. Daarnaast bevinden zich in de bodem radio-actieve gesteenten, steenzout, zwavel-, fosfor-, fluor- en bariumverbindingen. Bovendien treft men in Brazilië steenkoollagen, petroleum en asphalthoudende zandsteen aan, terwijl verder dient te worden gewezen op de aanwezigheid van diamanten, halfedelstenen, kwartskristal, mica, diatomeeënaarde, kalksteen, gips en kleisoorten.

De ijzerertsvoorraad is vrijwel gelijk aan die van de V.S. en wordt geschat op 25 pct van de wereldvoorraad; bestaat hoofdzakelijk uit magnetiet en haematiet (itabiriet). De vindplaatsen bevinden zich hoofdzakelijk in M. Gerais en het zuidelijk gedeelte van het land. Het ertsgehalte is 60 of meer pct Fe met een laag fosforgehalte. De winning wordt sterk belemmerd door de ligging in het binnenland en het gebrek aan hoogovencokes. Hoogovens zijn gebouwd in M.

Gerais, S. Paulo, Rio Grande en Rio de Janeiro. Bekend is het complex te Volta Redonda in de staat R. de Janeiro met zijn modelstad. Het Itabira-erts (Rio Docevallei) zal via de haven van Victoria worden verscheept.

De belangrijkste vindplaatsen van mangaan liggen in M. Gerais, Bahia en Matto Grosso. De winning werd sterk gestimuleerd tijdens Wereldoorlog I, maar nam daarna voortdurend af. Wereldoorlog II deed de vraag weer sterk rijzen. In 1944 werden 238.000 ton gedolven; 97 pct ging naar de V.S.

In Brazilië heeft de ongunstige ligging van de steenkoollagen een rem uitgeoefend op de industriële ontwikkeling. De belangrijkste winning heeft plaats in de zuidelijke staten R. Gr. do Sul (64 pct) en Santa Catharina (32 pct). Deze steenkool heeft echter een geringe calorische waarde. De productie van steenkool beliep in 1945 ongeveer 2 mill. ton; ingevoerd werden in dat zelfde jaar 598.000 ton.

Magnesium treft men in de republiek in zeer grote hoeveelheden aan, vnl. in Bahia en Ceará. Bauxiet komt in gelijke quanta voor als mangaan; het meest bekend zijn de vindplaatsen bij Poços de Caldas maar het wordt vrijwel niet verwerkt.

Industrie

De industrie bleef lang in het op plantagecultuur gerichte land van weinig betekenis. De 20ste eeuw en vooral de beide Wereldoorlogen hebben hierin belangrijke wijzigingen gebracht. Niet alleen dekt de industrie tegenwoordig een steeds groter wordend deel van de nationale behoeften, maar zelfs eist deze een deel van de uitvoer op. De sterkste ontwikkeling vertoont de katoenindustrie, waarvan de centra gelegen zijn in S. Paulo, M. Gerais, R. de Janeiro en Distrito Federal.

De 411 fabrieken produceerden in 1945: 1028 mill. m weefsel en 159.800 ton garen, waarvoor 215.000 ton ruwe katoen werden gebruikt. Uitgevoerd werden 24.250 ton katoenen goederen en 4420 ton garen. Ten behoeve van de koffiehandel is ook de jute-industrie tot ontwikkeling gekomen; in totaal zijn er nu ongeveer 30 spinnerijen of weverijen. De zijde-industrie heeft zich onder invloed van Italiaanse immigranten ontwikkeld, vooral in de staten S. Paulo, M. Gerais en Esp.

Santo. De grondstof wordt geleverd door de binnenlandse zijderupsteelt. Een snelle vlucht hebben de consumptiegoederenindustrieën genomen. Twee van de meest florerende industrieën zijn de vervaardiging van schoenen en hoeden; evenzeer bloeien de bedrijven die reukwaters en cosmetische artikelen produceren. Kaarsen, lucifers, sigaren en sigaretten, papier, vleesconserven, porselein, glas en chemische artikelen, voedingsmiddelen, meubelen, pharmaceutica dienen ook nog genoemd te worden als producten, die heden ten dage in het land zelf vervaardigd worden.

De industrie is vnl. in de oostelijke kuststaten geconcentreerd, daar hier de gunstigste vestigingsvoorwaarden aanwezig waren. In de toekomst zal de industriële ontwikkeling meer en meer gaan steunen op de vrijwel ongelimiteerde hoeveelheden hydro-electrische kracht, die in het land aanwezig zijn. Men schat dat ongeveer 19,5 mill. pk beschikbaar zijn, waarvan slechts voor 3 pct partij wordt getrokken.

De handelsbalans is gewoonlijk actief. In 1945 overtrof de uitvoer de invoer met 3.580.190 contos. De export, die 2.987.000 ton groot was ter waarde van 12.197.510 contos, omvatte als voornaamste goederen: koffie (35 pct van de totale waarde), katoenen goederen (11,4 pct), ruwe katoen (8,6 pct), hout (3,3 pct), ruwe rubber (2,8 pct), carnaubawas (2,4 pct), cacao (1,8 pct), benevens rijst, huiden en vellen, rubberbanden, diamanten enz. Naar de V.S. ging 49 pct van de uitgevoerde hoeveelheid (waarde 6 mill. contos), naar Engeland 12 pct (1,5 mill. contos), Argentinië 11,9 pct (1,5 mill. contos). De invoer bestond vnl. uit tarwe (1,2 mill. ton ter waarde van 1,1 mill. contos), electrische apparaten en machines (ter waarde van 270.000 contos), petroleum (280.000 ton en 183.000 contos), steenkolen (468.000 ton en 176.000 contos), motorvoertuigen (104.000 contos), stook- en dieselolie (273.000 ton en 102.000 contos), in totaal 4.291.000 ton ter waarde van 8.617.300 contos. Hiervan was 55 pct (4,7 mill. contos) uit de V.S. afkomstig, uit Engeland 4 pct (341.000 contos), uit Argentinië 21 pct (1,9 mill. contos).

De voornaamste havens zijn Rio de Janeiro en Santos en verder Bahia, Pernambuco, Para en Porto Alegre. Bolivia en Paraguay hebben in Santos een vrijhaven gekregen.

Verkeer

Niettegenstaande Brazilië over meer dan 35.000 km spoorlijnen beschikt, is het verkeersprobleem een der belangrijkste onopgeloste vraagstukken. Van een eigenlijk spoorwegnet is nog slechts plaatselijk sprake. Midden-Brazilië is wel met het Z. verbonden, maar naar het N.O. ontbreekt de verbindende schakel tussen Esp. Santo en Bahia; zo ook tussen het N.O. en het Amazonegebied. Het middennet is het voornaamste; dit sluit aan bij het Argentijnse, Uruguaanse en Paraguaanse spoorwegnet. Een bezwaar is eveneens dat in de republiek vijf verschillende spoorwijdten worden aangetroffen.

Meer dan door uitbreiding en aansluiting van spoorweglijnen, wil men de verschillende staten onderling verbinden door een net van verkeerswegen en op deze wijze tot openlegging van maagdelijke gebieden komen. Voor de N.-Z.-verbinding is de kustvaart, die geheel aan Brazilianen is voorbehouden, van zeer grote betekenis. Ook het rivierverkeer speelt, niettegenstaande de velerlei natuurlijke hindernissen, een belangrijke rol, in het bijzonder in het Amazone-gebied, waar zeeschepen tot Manãos, zelfs tot Iquitos gaan. Het net van luchtlijnen, zowel wat de binnenlandse als de buitenlandse verbindingen betreft, is reeds zeer uitgebreid, maar zal in de toekomst nog wel toenemen.

Bevolking

De bevolking van Brazilië, die ultimo 1945: 46.199.760 zielen telde, vormt noch naar ras, noch naar taal en hoogte van beschaving een eenheid. Doordat meerdere bevolkingslagen over elkaar geschoven zijn en zich met elkaar vermengd hebben, vormen kruisingsproducten de meerderheid.

I. De oorspronkelijke bewoners waren de Indianen, die men naar de hoogte hunner beschaving verdelen kan in:
1. De Indianen in het Amazonebekken. Deze staan nog op een lage trap van ontwikkeling. Hun aanraking met het blanke element bracht wel is waar enige beschavingsvooruitgang, doch was overigens weinig gelukkig voor het voortbestaan voor deze groep. Enkele volken van deze Indianenbevolking zijn: Yamamadí, Ipuriná, Kanamari, Paumari, Piro, Arara, Purupuru langs de Madeira; Passé, Tikuna, Manao aan de bovenloop van de Amazone; Mauké, Arara, Yuma aan de benedenloop van de hoofdrivier.
2. De Indianen van het oostelijk bergland. Deze groep vat men gewoonlijk samen onder de naam Ges-volken of Tapuya-volken. Tot hen behoren o.a.: Botokoeden; Kayapo of Suya (tussen de Araguaya en Xingu); de Akua of Cherentes aan de bovenloop van de Torantin; Kamés, Kaingangs of Coroados, in de meest zuidelijke delen gevestigd.
3. De Indianen van het Braziliaanse kustgebied en heuvelland, de Toepis of Guaranis, vnl. in de staten S. Paulo, Parana en R. Gr. do Sul. De volkengrenzen vallen niet samen met de staatkundige grenzen, zodat ook volken, die in hoofdzaak hun woonplaatsen hebben in de naburige staten, binnen de Braziliaanse grenzen voorkomen als Caraïben, Arowaken enz.

II. De Portugezen en Spanjaarden kwamen in de loop van de 16de eeuw. Voorlopig waagden zij zich niet in het binnenland, doch namen de kuststreken in bezit. Bleven in de omtrek van de havensteden de blanken vrijwel onvermengd, meer binnenwaarts had kruising met Indianen op grote schaal plaats, wat door het grote vrouwentekort bij de immigranten in de hand werd gewerkt. Noemen de blanken zichzelf Creolen, met nog als onderscheiding in Masombos (de in het land zelf geborenen), de halfbloeden werden als Curibocas (Mestiços of Mamelucos) aangeduid. Het waren vnl. deze laatsten, die langzamerhand een gedeelte van het binnenland op de Indianen veroverden.

Deze mestiezen vormen in de zuidelijke provincies de meerderheid van de bevolking en het meest intelligente en energieke gedeelte. De huwelijken van de Curibocas, zowel met Indianen als met blanken, maakten de métissage nog ingewikkelder, zodat er de meest verscheiden kruisingsproducten ontstaan zijn.

III. Negers werden als slaven ingevoerd ten behoeve van de plantage- en mijnbouw. Ook bij deze nieuwe bevolkingsstroom waren de mannen in de meerderheid, zodat opnieuw kruising plaats had en wel met de Indianen. Deze halfbloeden noemt men Cafusas. De slechte behandeling der slaven deed velen de vlucht nemen naar het binnenland en dit werd een nieuwe oorzaak van vermenging. Maar ook had kruising plaats van het blanke element met het vrouwelijke deel van de negerbevolking; deze kruising noemt men Mulatten.

Al deze groepen van halfbloeden vermengden zich ten slotte ook weer met elkaar.

IV. De nieuwe immigranten.

In de dagen van de Contra-Reformatie, toen Philips II o.a. de Joden uit Spanje en Portugal verdreef, vestigden zich tal van vluchtelingen in de Portugese kolonie om later voor een deel naar Guyana te trekken. In de 19de eeuw waren het vnl. de volken langs de Middellandse Zee — Italianen, Spanjaarden, Fransen — en Portugezen, die zich in Brazilië vestigden. In de periode van 1884-1943 emigreerden naar de republiek 4.022.975 personen, waarvan Portugezen 1.224.000, Italianen 1.142.000, Spanjaarden 583.000, Japanners 189.000, Russen 184.000, benevens 172.000 Duitsers.

Daar ook bij deze immigranten het aantal mannen dat der vrouwen overtrof, had een nieuwe vermenging van rassen plaats, waardoor de versmelting zeer groot moest worden.

Blijkens de uitkomsten van de in 1940 gehouden volkstelling telde Brazilië toen 41.236.315 ingezetenen, d.i. bijna de helft van de totale bevolking van Zuid-Amerika. Van deze 41 mill. waren 39.822.487 door geboorte Braziliaan, 123.735 waren het geworden door naturalisatie. Aan vreemdelingen telde men 1.282.833, terwijl van 7260 niet bekend geworden is tot welke nationaliteit zij behoorden; 354.311 waren Portugezen, 285.029 Italianen, 147.897 Spanjaarden, 140.602 Japanners, 45.784 Duitsers en een ongeveer gelijk aantal Syriërs. Van de totale bevolking waren 63,5 pct Blanken (26.171.773), 21,1 pct Mulatten (8.744.365), 14,6 pct Negers (6.035.869), Aziaten 242.320.

Van de 20.960.865 personen boven de 18 jaar die een beroep uitoefenden waren in de landbouw, bosbouw, visserij te zamen 7.398.445 werkzaam, in de mijnbouw 329.254, in de industrie 1.176.892, in de handel 656.946, bij de geldhandel 49.586, bij het transport 444.220, in de openbare diensten 301.595, bij de militaire macht en politie 168.214; de vrije beroepen telden 113.875 werkzamen, de sociale diensten 771.111, terwijl 8.501.354 personen vermeld staan voor huiselijke en aanverwante diensten en 1.049.373 geen beroep uitoefenden.

< >