(1, República Oriental del Uruguay), plaatselijk bekend als „Banda Oriental” (oostkust), republiek in het Z.O. van Zuid-Amerika, grenst in het N. aan Brazilië, in het Z.O. en Z. aan de Atlantische Oceaan en de Rio de la Plata (de uitmonding van de Parand) en in het W. aan Argentinië, waarbij de Uruguay grensrivier is. De oppervlakte is 186 926 km2, het aantal inw. bedroeg op 1 Jan. 1950 ca 2 365 000, in 1908 bijna 1 043 000.
Natuurlijke gesteldheid
Het grootste deel van het land is vlak of licht golvend; het N. en N.W. vormt nog een deel van het Braziliaanse schild. Twee lage heuvelruggen, de Cuchilla Grande en de Cuchilla del Haedo, liggen in het binnenland, de eerste reikt tot de hoofdstad Montevideo. Aan de grens met Brazilië ligt de Cerro Acegua (621 m), de hoogste top van het land. Met uitzondering van enkele zandige stroken langs de kust en een klein steppegebied in het N., is het land vruchtbaar. De talrijke rivieren stromen vrijwel alle ten W. van de Cuchilla Grande en monden uit in de grote grensrivier Uruguay. Genoemde keten vormt de waterscheiding met alle kleine rivieren, die op de Atlantische Oceaan afwateren. De belangrijkste zijrivieren van de Uruguay zijn de Yi (230 km) en de Negro (450 km). De geologische bouw sluit zich aan bij die van het Zuidbraziliaanse tafelland; granieten en gneisen vormen het hoofdbestanddeel van het heuvellandschap. Langs de rivieren liggen alluviale, fluviatiele afzettingen, die zeer vruchtbaar zijn. Bij Montevideo liggen rode zanden, waarschijnlijk aeolische sedimenten. De Atlantische kust is zandig en lagunes en duinen wisselen elkaar hier af.
Klimaat
Het klimaat van Uruguay vormt de overgang tussen het subtropische klimaat van Zuid-Brazilië en een meer gematigd type. Het is vrij warm, maar de invloed van de zee is zodanig, dat temperatuurextremen niet voorkomen. De gem. jaartemp. van Montevideo is 16,8 gr. C., in Jan. stijgt zij tot 24 gr.
Bepaalde droge periodes komen niet voor; in de hoofdstad valt gem. per jaar ca 1100 mm neerslag. De wind komt meestal uit het O. en N.O. en is koud en vochtig.
Planten- en dierenwereld
Het grootste deel van het land is begroeid met grassen (de Pampa’s), geschikt voor de veeteelt. In het N. liggen enkele bossen van populieren en wilgen en de eucalyptusboom komt hier voor. In de dalen groeit struikgewas op een vochtige bodem. Langs de kust in het dep. Rocha komen kokospalmen voor. Plannen voor reboisatie zijn gereed gekomen.
De dierenwereld verschilt nauwelijks van die der aangrenzende delen van Argentinië. Onder de roofdieren noemen wij de jagoear, onder de talrijke knaagdieren de viscachia. Ook gordeldieren komen voor. Onder de talrijke vogelsoorten komen de nandoe of Amerikaanse struis en de Tinamoes voor. De giftslangen zijn vertegenwoordigd door een soort ratelslang. Onder de vele padden is de fraai getekende gehoornde pad „escuerzo” en onder de waterschildpadden de Hydromedusa typisch voor deze streken.
Uruguay is een van de dichtst bevolkte landen van Zuid-Amerika, maar meer dan 33 pct van de bevolking woont in de hoofdstad, die (1949) 784 000 inw. telde. Andere steden met bevolkingscijfer in 1937 zijn Paysandú (31 000), Salto (30 000) Mercedes (24 000). Een overwegend deel van de bevolking is van zuiver Spaanse afkomst en voorts vindt men er Italianen, afstammelingen van Portugezen, Engelsen en Duitsers. Een kleine groep wordt gevormd door mestiezen; indianen en negers zijn nog minder talrijk. Het geboortecijfer was in 1944 (waarvan het laatste betrouwbare cijfer stamt), vooral voor een Zuidamerikaans land, vrij laag, nl. 20,7. Het sterftecijfer bedroeg in dat jaar 8,9. De immigratie is in de jaren na Wereldoorlog II weer toegenomen. De taal is Spaans. De godsdienst is R.K., maar er is een vrij grote groep onkerkelijken (ca 10 pet). Kerk en staat zijn geheel gescheiden en er heerst volledige vrijheid van godsdienst. Van de R.K. zetelt de aartsbisschop in Montevideo, de beide bisschoppen in Salto en Melo. Dank zij een goed georganiseerd en reeds in het begin van deze eeuw verplicht gesteld onderwijs, is het analphabetisme thans beperkt tot de groepen van de oudste mensen. In Montevideo is sedert 1849 een universiteit gevestigd. Het onderwijs, ook de universitaire studie, is kosteloos.
Middelen van bestaan
De economie van Uruguay wordt overwegend bepaald door een tamelijk extensieve veeteelt; van de bodem is 60 pct in gebruik voor de veeteelt, 20 pct wordt ingenomen door gemengde bedrijven, 7 pct is akkerland en 13 pct is improductief. Het akkerland ligt in een smalle strook langs de Rio de la Plata, met de hoofdstad als centrum. Er is hier ook veel grond in gebruik voor tuinbouw. Ca 90 pct van de bebouwbare oppervlakte is in gebruik; de gem. bedrijfsgrootte is 100 ha. Het echte grootgrondbezit, typerend voor andere Zuidamerikaanse landen, komt hier niet voor. Tevens is Uruguay het enige land in Zuid-Amerika, waar een minimum-loon voor de landarbeider is vastgesteld. Het aantal sociale maatregelen op ieder gebied is trouwens groot. Tarwe, lijnzaad, haver en gerst zijn de voornaamste producten. Van de rijstproductie is een klein deel beschikbaar voor export. Wijn wordt verbouwd in de departementen in het Z., voldoende om in eigen behoefte te voorzien. Tevens worden perziken, sinaasappelen en peren geteeld. De uitgestrekte pampa’s zijn het domein van schapen en runderen.
Het eerste vee werd in de koloniale periode (ca 1600) door de gouverneur Hernando Arias de Saavedra ingevoerd. In het begin van deze eeuw is de veestapel het grootst geweest, daarna is door slacht het aantal stuks sterk verminderd, maar de kwaliteit er van is verbeterd. Door kruising van schapen heeft men een soort gekweekt, dat tweemaal zoveel wol geeft als de vroegere soorten. Destijds werden ook de dieren vnl. geslacht voor de wol en huiden, terwijl thans het vlees ook wordt geconserveerd. Veel meer dan de helft van de uitvoerwaarde bestaat uit vlees en dierlijke producten. De industrie omvat de verwerking van de veeteeltproducten. Belangrijke slachterijen, vleesconservenfabrieken en koel- en vriesinrichtingen (frigorificos) zijn gevestigd in de steden Montevideo, Paysandú en Fray Bentos. De textielindustrie omvat ca 115 bedrijven met 40000 katoen- en 70 000 wolspindels. Voorts worden chemicaliën, leerwerken en kleinere verzorgingsproducten gefabriceerd. De mijnbouw is in Uruguay van geringe omvang, waarschijnlijk is de bodem ook niet rijk aan mineralen. In het N. van het land worden goud, koper, lood, mangaan en talk gewonnen. Waterkrachtinstallaties moeten het tekort aan minerale brandstoffen opvangen.
Handel en verkeer
Bij een dergelijke eenzijdige economie is de handel uiteraard voor de conjunctuur gevoelig.
Ingevoerd werden in 1951 vnl. machines en voertuigen (18 pct van de invoerwaarde), textielproducten (7 pct), petroleum (7 pct) en suiker (4 pct).
De wegen in Uruguay hebben een totale lengte van 41 000 km, waarvan 5000 km zijn geplaveid. Aan spoorwegen bezit het land 2840 km; het grootste deel hiervan is met Brits kapitaal gebouwd, maar de aandelen zijn in 1947 door de regering gekocht. Op de rivieren heerst een druk scheepsverkeer. Montevideo is de grote haven, met moderne outillage en druk verkeer. De eigen handelsvloot is evenwel zeer gering. Zeeschepen kunnen alle belangrijke steden aan de Uruguay bereiken. De luchthaven Carrasco bij de hoofdstad wordt aangevlogen door 8 maatschappijen, w.o. de K.L.M.
Bestuur
Het land verklaarde zich onafhankelijk op 27 Aug. 1828; daarvoor was het een Braziliaanse provincie. De grondwet dateert van 18 Juli 1830, met o.a. wijzigingen in 1919, 1934 en 1951. Om een dictatoriaal bestuur te vermijden werd in 1951 het presidentschap afgelast en werd een Nationale Raad (Collegiado) van 9 man ingesteld, welke de gehele uitvoerende macht bezit. 6 van deze 9 leden worden aangewezen door de partij, welke bij de algemene verkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, 3 door de daarop volgende partij.
De leden vervullen om beurten het voorzitterschap. Eerste voorzitter was Trueba (zie hierna onder geschiedenis). Het Huis van Afgevaardigden omvat 99 leden, die een ambtsperiode van 4 jaar hebben. De Senaat heeft 30 leden, die eveneens voor 4 jaar worden gekozen en de beide politieke partijen evenredig vertegenwoordigen. Sinds 1934 is er ook kiesrecht voor vrouwen boven 18 jaar, die kunnen lezen en schrijven. De departementen hebben ieder een raad, bestaande uit 5 leden (Montevideo 7). In 1907 werd de doodstraf afgeschaft.
Geldwezen
De munteenheid is de pesos, verdeeld in 100 centesimos. De waarde is ca f 1,56. In 1862 werd het metrieke stelsel ingevoerd.
Vlag, wapen, volkslied
De Vlag bestaat uit 4 horizontale, blauwe banen op een wit veld met in de linkerbovenhoek een rijzende zon. Het wapen der republiek bestaat uit een door een zon gekroond ovaal schild, verdeeld in 4 velden. Het rechterbovenveld bevat in blauw een gouden weegschaal, links in zilver de Gerro de Montevideo met een kasteel met drie torens; de onderste velden rechts een niet getoomd bruin paard, links een zilveren stier in blauw. Het volkslied werd gecomponeerd door Juan Coppetti, waarbij hij de woorden „Orientales, la patria ó la tumba” dichtte.
Weermacht
De strijdmacht van Uruguay bestaat uit het actieve leger met zijn reserves en is samengesteld uit vrijwilligers tussen 18 en 45 jaar, die een verbintenis aangaan voor 1 jaar in het actieve leger en 2 jaar reserve dienst. Er zijn 9 cavalerieregimenten, 5 artillerieregimenten, 5 infanterieregimenten, 6 pionierregimenten, 1 regiment tanktroepen en de luchtstrijdkrachten. Het leger is uitgerust met modern materieel. De militaire luchtmacht beschikt over 200 vliegtuigen. De reserve wordt gevormd uit personen, die uit het actieve leger voortkomen en door burgers die elk jaar geoefend worden volgens de wet op de verplichte militaire oefening. In geval van oorlog kunnen ca 120 000 man gemobiliseerd worden. De marine beschikt over 2 fregatten; 4 patrouillevaartuigen; 1 opnemingsvaartuig; 4 oefenschepen en 4 tenders. Het ter beschikking staande marinepersoneel bestaat uit 171 officieren en 1300 minderen.
Letterkunde
De letterkunde dezer kleine republiek aan de noordelijke oever van de Rio de la Plata ademt vrijwel dezelfde geest als die in de grote buurrepubliek aan de overkant. Herhaaldelijk gaf zij gastvrijheid aan Argentijnse intellectuelen, die om politieke redenen verbannen waren of wie de grond in het vaderland wat heet onder de voeten begon te worden, terwijl omgekeerd talrijke Uruguayos hun heil in de zusterrepubliek zochten. Quiroga, Uruguay’s knapste shortstoryschrijver, heeft haast zijn hele leven in Argentinië geleefd en hetzelfde valt te zeggen van de grootste der Spaans-Amerikaanse dramaturgen, Florencio Sanchez. De eerste schrijver van belang, die Uruguay na de losmaking van Spanje leverde, was Francisco Acufia Figueroa (1790-1862); oorspronkelijk was hij monarchist en had hij zelfs aan de zijde der Spanjaarden gestaan, zoals wel blijkt uit zijn Diario histórico del sitio de Montevideo (Historisch dagboek van het beleg van Montevideo). Later verzoende hij zich met de republiek en vervulde er hoge posten. Zijn poëzie wordt nog door de huidige Uruguayos als iets zeer eigens gevoeld en genoten. Hij was antiromantisch en schreef in zijn Malambrunada een episch burlesk dichtwerk, een satire op deze beweging. In La madre africana (De Afrikaanse moeder) bestreed hij de slavernij en gaf hij een stoot tot de bevrijding der negers. Uruguay had ook zijn romantici, als Adolfo Berro (1819-1841) en Pedro B. Bermúdez (1816-1860), beiden bekend gebleven door hun bewerking van de legende van het dappere Indianenmeisje Lirompeya.
Vergeten wij verder niet Juan Carlos Gómez, (1820-1884), schrijver van het beroemde symbolische gedicht, La nube (De wolk). Talrijk waren ook in Uruguay de bestrijders van de Argentijnse tiran Rosas, waaronder de dramaturg Heraclio C. Fajardo (1833-1867). De grootste schrijver van omstreeks het midden der 19de eeuw was Alejandro Magarinos Cervantes. In de laatste helft van die eeuw is Juan Zorrilla de San Martin de centrale figuur, vooral door zijn poëem Tabaré, vergeleken en vaak gelijkgesteld met de Hiawatha van Longfellow.
Naast hem, en door hem geïnspireerd verheerlijkten ook andere dichters gauchos en indios, zoals bijv. Luis Pineyro del Campo, wiens El ultimo gaucho een plaats inneemt in de omvangrijke gaucholiteratuur. Carlos Roxlo (1860), wiens Historia critica de la literatura uruguaya (1913—1916) een standaardwerk geworden is, heeft lyrisch werk van grote verscheidenheid op zijn naam staan. Niet alleen Spaanse invloeden dringen nu in de kleine republiek binnen, maar ook Franse en Mexicaanse. De roman vindt zijn voornaamste vertegenwoordiger in Eduardo Acevedo Diaz (1848-1921); in Buenos Aires, waar hij als balling leefde, publiceerde hij zijn eerste: Brenda in 1894. In een tweede periode van ballingschap schreef hij een trilogie over de onafhankelijkheidsoorlog. Javier de Viana (1872-1927) was een uitnemend novellist. Men heeft zijn werk wel eens het museum van de pampa genoemd.
Zijn tijdgenoot Carlos Reyles, een romancier van vermaardheid over de gehele Spaanssprekende wereld, heeft behalve zijn pampaboeken een der beste Andalusische romans, El embrujo de Sevilla geschreven. Een knap essayist uit de tijd der eeuwwisseling was Victor Pérez Petit (1871). Hij was de vriend van José Enrique Rodó (1872-1917), de grootste stilist die Uruguay gekend heeft, tevens de geniale opvoeder der Zuidamerikaanse jeugd, over wie hij in 1918 een boek schreef.
Uruguay heeft een groot aantal dichteressen van de eerste grootte opgeleverd, als Maria Eugenia Vaz Ferreira (1880), een tragische figuur, eensdeels Katholiek-traditioneel, anderdeels revolutionnair, Delmira Agustini (1890?-1914), in wie eveneens zulke tegenstellingen leefden, dat haar een spoedig en droef einde beschoren zou zijn, Juana de Ibarbourou, door haar bewonderaars Juana de América geheten, en later Esther de Céceres (1903), Luisa Luisi, Sarah Bollo en Sara de Ibanez. Het huidige Uruguay kent echter ook belangrijke dichters als Fernan Silva Valdés (1887), Emilio Oribe (1893), een volgeling van Valéry, Julio J. Gasal (1889), Carlos Sabat Ercasty (1887), een Spaansschrijvende Walt Whitman, de aristocratische Julio Herrera y Reissig en talrijke anderen. Onder de short-storyschrijvers noemden wij al de Zuidamerikaanse Kipling, Horacio Quiroga, terwijl onder de jongeren José Luis Antuna op de voorgrond treedt. Ildefonso Pereda Valdés (Tacuarembó 1899), stichter van het tijdschrift Los nuevos, en van 1927 af hoogleraar voor literatuurgeschiedenis in de hoofdstad, is een bewonderaar van folklore en zeden van Indianen, negers en gauchos, waarover hij essays geschreven heeft en geïnspireerde gedichten.
PROF. MR DR J. A. VAN PRAAG
Lit.: H. D. Barbagelata en V. García Galderón, Literatura uruguaya, in Rev. Hispanique. XL; Carlos Roxlo, Historia critica de la literatura uruguaya (Montevideo 1912); M. Fa leao Espalter, Antologla de poetas uruguayos (Montevideo 1922); A. Coester, A Tentative Bibl. of the belles-lettres of U. (Cambridge, Mass., 1931); Alberto zum Felde, Critica de la literatura uruguaya (Montevideo 1921); Idem, El proceso intelectual del uruguayo (Montevideo 1930); Idem, índice de la poesia uruguaya contemporénea (Santiago 1934); Idem, La literatura de Uruguay (Buenos Aires 1939).
Geschiedenis
Uruguay was door woeste Indianenstammen bevolkt, toen Juan Diaz de Solis er in 1516 als eerste Europeaan landde en door de inboorlingen werd vermoord. Later zochten Magelhaes (1520) en Sebastian Cabot (1527) met even weinig succes er vaste voet te krijgen. De Indianen verijdelden nog een eeuw de pogingen van de sedert de tocht van Cabot aan de zuidelijke oever van de Rio de la Plata gevestigde Spanjaarden om ook van de overkant bezit te nemen. Eerst in 1624 slaagden dezen er in een fort aan de monding van de Rio Negro te bouwen en te handhaven, van waaruit zij geleidelijk de omtrek onder hun controle brachten. In het N. waren de Jezuïetenmissies van Paraguay werkzaam. De Portugezen uit Brazilië maakten echter eveneens aanspraak op Uruguay, krachtens het verdrag van Tordesillas. Zij stichtten in 1680 eveneens een nederzetting, Colonia, en deden zowel de Spanjaarden als de Indianen, waarop zij slavenjacht hielden, overlast aan. Om hen in toom te houden werd in 1724 Montevideo gesticht. In 1750 stond Spanje het gebied van de Missies aan Portugal af in ruil voor Colonia, maar de gewapende weerstand van de Reducciones tegen de Portugezen was voor dezen, ook al werd hij gebroken, een aanleiding om Colonia niet te ontruimen. Zo duurde de twist voort. Het verdrag van San Ildefonso (1776) wees Uruguay voorgoed aan Spanje toe, maar kon nog geen einde maken aan de Portugese overvallen. Het hele gebied telde in 1793 slechts ca 30 000 inw.
Toen de Junta van Buenos Aires in 1810 de onafhankelijkheid uitriep, volgde José Artigas in 1811 dat voorbeeld in Uruguay, maar geraakte al spoedig in onmin met de Argentijnen, die Uruguay niet het aldaar gewenste zelfbestuur wilden toestaan. Na het vertrek van de laatste Spanjaarden, in 1814, bleef daarom grote verwarring heersen. De Portugezen maakten daarvan gebruik om in Uruguay binnen te vallen (1816) en dit land opnieuw bij Brazilië in te lijven. Na verscheidene vergeefse pogingen slaagden emigranten die naar Argentinië waren gevlucht, met steun van dit land, er in 1825 eindelijk in een opstand in Uruguay te verwekken en hun land weer bij Argentinië te voegen. Na de Braziliaanse nederlaag erkende nochtans Argentinië zowel als Brazilië in 1828, onder Britse invloed, de onafhankelijkheid van Uruguay.
Een grondwet kwam tot stand in 1830, maar dadelijk werd het land verscheurd door burgertwisten, aanvankelijk onder leiders van de opstand die met elkaar om het gezag streden, en daartoe zich aan het hoofd stelden van de twee partijen die sindsdien het staatkundig leven in Uruguay hebben beheerst, nl. de Blancos (thans: Conservatieven), hoofdzakelijk de partij van grootgrondbezit en Kerk, en de Colorados (thans: Progressisten), die van de anticlericale burgerij. In die strijd kwamen bijwijlen de naburige staten, nog steeds zinnend op de inlijving van Uruguay, tussenbeide. Zo genoot de ex-president (1835-’38) Oribe de steun van de Argentijnse dictator Rosas in zijn poging om Rivera, die hem door een staatsgreep ten val had gebracht, op zijn beurt van het bewind te beroven. Met zijn Blancos en de Argentijnen voerde hij een burgeroorlog van 1839 tot 1851, en belegerde Montevideo gedurende acht jaar (1843-’51) terwijl Rivera en zijn Colorados van hun kant, mede uit vijandschap tegen het wanbestuur van Rosas, geholpen werden door Engeland, Frankrijk en Brazilië. Later, in 1864, deed een andere ex-president, de „Colorado’ Flores een beroep op interventie van Brazilië om de macht te heroveren en slaagde daarin, waarna Uruguay aan de zijde van Brazilië en van Argentinië deelnam aan de oorlog tegen Paraguay (tot 1870).
Sedert Flores’ „pronunciamiento” heersten de Colorados bijna onafgebroken, al bleven onlusten, door de Blancos verwekt, nog tot het einde van de 19de eeuw aan de orde. Niettemin kende het land, sedert ca 1870, economische vooruitgang. Met het totstandkomen van een ware wereldeconomie en de geleidelijke stijging van het levenspeil in Europa en elders, namen vooral de veeteelt en de daarop gevestigde nijverheden, meestal met behulp van Engels kapitaal, een hoge vlucht. Dit verwekte een sterke aanwas van de bevolking (1852: 132000; 1908: 1 043 000), mede door een groeiende immigratie van Romaanse stam. Met het oog op de minder gegoeden voerden de president Batlle y Ordonez (1903-’07 en 1911-15) en zijn opvolgers een voor die tijd in de Nieuwe Wereld merkwaardige sociale politiek, die aan Uruguay de naam bezorgde van de meest vooruitstrevende staat in Amerika. Batlle wilde eveneens door herziening van de grondwet de president grotere macht verzekeren, wat de politieke stabiliteit zou verhogen. Zijn voorstellen dienaangaande gingen in 1919 goeddeels in vervulling. Toen werd ook de scheiding van Kerk en Staat voltrokken.
Wereldoorlog I, gedurende welke Uruguay in 1917 zijn betrekkingen met Duitsland verbrak, bezorgde het land aanvankelijk economische moeilijkheden, maar de intrede van de V.S. in het conflict maakte een verhoogde afzet in dit land mogelijk, en liet de welvaart verder toenemen. Deze hield aan tot aan de depressie van 1929 en vlg. Om de onrust de baas te worden zette president Terra (1931-’36) de volksvertegenwoordiging op zij, en voerde in 1934 een nieuwe grondwet in, die de macht van het staatshoofd verder vermeerderde. Zijn dictatuur bracht ook in economisch en financieel opzicht onloochenbaar herstel. Hij werd opgevolgd door Alfredo Baldomir (1938-’43), met wie de parlementaire regeringsvorm hersteld werd.
Na het uitbreken van Wereldoorlog II zocht het Duitse pantserschip Graf Spee in Dec. 1939 toevlucht te Montevideo; ondanks Duitse druk weigerde Uruguay asylrecht en het schip werd door zijn bemanning in de Rio de la Plata tot zinken gebracht. In 1940 trad de regering overigens scherp op tegen de onbetrouwbaar geachte leiders van de Duitse kolonie. Met steun van de V.S. en van Argentinië en Brazilië werd de kust in staat van verdediging gesteld tegen mogelijke Duitse aanvallen. Ten einde de oppositie van de Blancos te fnuiken, voerde Baldomir in Febr. 1942 een nieuwe staatsgreep uit, en liet de grondwet in die zin wijzigen dat de president voortaan volledig vrij stond in de keuze van zijn ministers. Onder zijn opvolger Amézaga (1943~’47) verklaarde Uruguay, pas in Febr. 1945, de oorlog aan Duitsland en Japan. Toen nam Uruguay ook een scherp afkeurende houding aan t.a.v. het in Argentinië gevestigde totalitaire bewind van Perón, en stelde zelfs in de Verenigde Naties in 1945 het beginsel voor van gezamenlijke interventie in een land waar de rechten van de mens zouden worden overtreden. Sindsdien zijn de betrekkingen met Argentinië weinig vriendschappelijk gebleven. De oorlog had inflatie veroorzaakt. Amézaga en zijn opvolgers hebben de misnoegdheid van de arbeiders afgewend door nieuwe sociale maatregelen, zoals verzekering tegen werkloosheid en achturenwerkdag. Naarmate trouwens Uruguay zich industrialiseerde, hebben de Colorados geleidelijk het karakter aangenomen van een arbeiderspartij, en voeren een daarmede overeenstemmende politiek.
PROF. DR J. A. VAN HOUTTE
In Nov. 1950 werd tot president van Uruguay gekozen Martinez Trueba. Na zijn installatie (Mrt 1951) nam deze het initiatief tot een grondwetswijziging waarbij de president werd vervangen door een college naar Zwitsers voorbeeld (zie hiervoor onder bestuur).
Lit.: F. Bauzi, La dominación española en el U. (Montevideo 1930); E. Acevedo, Manual de historia uruguaya (ibid. 1917); G. Pereyra, Historia de la América española (Madrid 1924); J. Salgado, Historia del U. (Montevideo I905~’31, 7 dln); É. Cardono en J. E. Pivel Devoto, Paraguay independiente, U. independiente (Barcelona-Buenos Aires 1949); E. La Orden, U., el benjamin de Espana (Madrid 1949); C. Nin y Silva, La reptiblica del U., 1830-1930 (Montevideo 1930); S. G. Hanson, Utopia in U. (Oxford 1938); J. A. Arras, Historia del siglo XX uruguaya, 1897-1943 (Montevideo 1950); C. G. Harris, U.: Econ. and Commercial Conditions (1951); G. Pendle, U., S. America’s first Welfare State (1952).
Nederland—Uruguay
Nederland heeft een diplomatieke vertegenwoordiger in de rang van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister bij de regering van Uruguay. Deze is gevestigd te Buenos Aires en vertegenwoordigt Nederland tevens bij de regeringen van Argentinië en Paraguay. Nederland heeft een consulaat te Montevideo; de zaken van deze consulaire post worden door Hr Ms gezantschap aldaar behartigd. Uruguay heeft geen diplomatieke vertegenwoordiger bij de Nederlandse regering. Het heeft een consulaat-generaal te Amsterdam en een consulaat te Rotterdam.
(2), 1580 km lange rivier in Zuid-Amerika, ontspringt in de Serra do Mar in de Zuidbraziliaanse staat Santa Catharina bij de kust, stroomt in westelijke richting door het heuvelland van Zuid-Brazilië en bereikt de Argentijnse grens. Van hier af stroomt de Uruguay in een laagvlakte naar het Z. en vormt eerst de grens tussen Brazilië en Argentinië en vervolgens tussen Uruguay en Argentinië. Zij mondt ten slotte, te zamen met de Parana, in de Rio de la Plata uit. Van rechts ontvangt zij de Mirinay, van links de Ijuhy Guazú en de Rio Negro. Er liggen slechts enkele steden aan de rivier, waarvan Fray Bentos, Paysandu en Salto de voornaamste zijn. Tot deze laatste stad, 420 km stroomopwaarts, is de Uruguay bevaarbaar en vanaf hier leiden spoorlijnen het binnenland in. De rivier is zeer bochtig en visrijk en bevat talrijke eilanden.