Radix Ipecacuenhae, de bij wortels van Psychotria Ipecacuanha Stokes. De plant behoort tot de familie der Rubiaceeën. Het is een 40 cm bij uitzondering tot 100 cm hoog, overblijvend half-heestertje, dat een sterk gelede, houtachtige, horizontale wortelstok bezit, waaraan onvertakte of weinig vertakte bijwortels voorkomen. Het zijn deze, die het geneesmiddel vormen.
De plant komt voor in de slecht toegankelijke beschaduwde en vochtige loofwouden van Zuid-Amerika tussen 8° en 22° Z.Br., in het bijzonder in Brazilië, vooral in de Matto-Grosso en met name in het stroomgebied der Rio- Paraguay. Het inzamelen van de wortel geschiedt vnl. in Febr.-Mrt. De inzamelaars, Poayeros genaamd, grijpen bij het inzamelen met hun hand de hele bundel van opgaande takken en steken met de andere hand een gepunte stok, de Saracoa, in de grond. Door de stok heen en weer te bewegen maken zij de grond onder de plant los en trekken die geheel uit de grond. De wortels worden afgewassen en gedroogd. De Ipecacuanhaplant wordt ook gekweekt en wel in Brazilië in de staat Minas Geraes, in India, Ceylon en Malakka.In de handel komt behalve de, in de meeste Pharmacopeeën opgenomen Rio-Ipecacuanha, afkomstig van de Psychotria Ipecacuanha, ook de veel dikkere, minder sterk geringde Carthagena Ipecacuanha voor, afkomstig van de Psychotria acuminata (Rarsten), die uit Colombië wordt uitgevoerd.
De Ipecacuanha wordt het eerst vermeld door Michael Tristam, die haar Igpecaya of Pigaya noemt. Ze wordt beschreven in het in 1648 te Amsterdam verschenen werk van Piso en Marcgraf over Braziliaanse geneesmiddelen. In 1686 was het reeds een vermaard geneesmiddel tegen dysenterie, vooral onder invloed van de te Parijs gevestigde Nederlandse geneesheer Helvetius. In later jaren is het gebruik van de braakwortel als dysenteriemiddel op de achtergrond geraakt en worden kleine hoeveelheden als middel bij hoest en in groter hoeveelheid als braakmiddel gebruikt. Door de ontdekking der alkaloïden, waarvan de voornaamste Emetine, Cephaëline en Psychotrine zijn, is vastgesteld, dat de werking van de wortel veroorzaakt wordt door deze alkaloïden en men heeft kunnen vaststellen, dat men in deze alkaloïden, speciaal in de Emetine, een specifiek middel tegen de Amoeben-dysenterie had. In de nieuwere pharmacopeeën vindt men dan ook naast de Radix Ipecacuanhae ook het zoutzure zout der emetine (Hydrochloras Emetini) beschreven.
Een mengsel van 10 delen poeder van Ipecacuanha wortel, 10 delen opium en 80 delen kaliumsulfaat is bekend als Doveri poeder (Pulvis Doveri), dat in doses van 100 mg als hoestpoeder wordt gegeven.
Lit.: P. van der Wielen, De Cultuur van Ipecacuanha-wortel. Pharm. Wave 1921, blz. 1334; U. G. Bijlsma, W. A.
Kuenen, R. Magnus en P. van der Wielen, Ipecacuanha, Monogr. v. h. Rijksinst. voor Pharmacotherap. onderzoek (1924).