heer van Beveren (gest. Brugge 4 Juli 1498), was een zoon van Anton, de Grote Bastaard, onder wie hij aan de veldtochten van Karel de Stoute deelnam.
Hij onderscheidde zich in 1477 in de oorlog tegen Lodewijk XI van Frankrijk, door zijn vastberaden verdediging van St Omaars. In de jaren tachtig sloot hij zich aan bij het verzet der Vlamingen tegen Maximiliaan van Oostenrijk, zonder geheel met deze te breken. Hij was ridder van het Gulden Vlies sinds 1478, een der voogden van Philips de Schone (1483), gouverneur van Artois en kapitein van Vlaanderen. In 1487 werd hij een der zes leden van de Raad van Financiën, later „Chef des Finances”. Tevens werd hij, waarschijnlijk in 1488, admiraal (zie admiraal-generaal), als opvolger van Philips van Kleef. Door zijn huwelijk in 1485 met Anna van Borselen (gest. 1518), enige dochter van Wolfert VI, verkreeg hij de heerlijkheden Vere, Vlissingen, Zandenburg, enz.Lit.: L. M. G. Kooperberg, in Nieuw Ned. Biogr. Woordenb. VIII (Leiden 1930), kol. 205-210; Idem, Anna van Borssele, haar geslacht en haar omgeving (Archief Zeeuwsch Genootsch. 1938).