Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Karel de stoute

betekenis & definitie

(le Téméraire), hertog van BOURGONDIË, Brabant, Limburg en Luxemburg, graaf van Vlaanderen, Artois, Bourgondië, Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen, enz. (Dijon 10 Nov. 1433 - gesn. bij Nancy 5 Jan. 1477), zoon van Philips de Goede en van Isabella van Portugal, ontving bij zijn doop de titel van graaf van Charollais. Zijn kinderjaren bracht hij na 1435 in de Nederlanden door.

Hij was vijf jaar oud, toen 11 Juni 1439 te St Omaars zijn huwelijk werd gevierd met Catharina, tweede dochter van Karel VII van Frankrijk. Reeds 28 Aug. 1446 overleed zij. Er is toen, in 1447 en 1448, onderhandeld over een huwelijk van Charollais met Elisabeth van Oostenrijk, dochter van de vroegere Rooms-koning Albrecht II en zuster van Ladislaus van Bohemen en Hongarije. Ten slotte koos Philips de Goede als Karels tweede bruid weer een Franse prinses, tegen de zin van Karel zelf en van diens moeder, die aan Anna, de oudste dochter van Richard van York, de voorkeur zouden hebben gegeven. De 30ste Oct. 1454 huwde Karel te Rijsel met zijn nicht Isabella van Bourbon, dochter van Karel I van Bourbon en van Agnes van Bourgondië (z stamboom Bourgondische Huis). Uit dit huwelijk werd 13 Febr.

Karels enige kind, Maria, geboren. (Karel de Stoute was, in tegenstelling tot Philips de Goede, een man van zeer strikte morele opvattingen; bastaardkinderen heeft hij niet gehad). Karel, die in 1452 in de Gentse oorlog zijn eerste krijgservaringen had opgedaan, vertegenwoordigde meermalen zijn vader in diens diverse landen en was, toen Philips in Mrt 1454 naar de Rijksdag te Regensburg vertrok, gedurende enkele maanden stadhouder-generaal. De stijgende invloed van Anton van Croy en diens verwanten veroorzaakte wrijving tussen Karel en Philips de Goede en leidde reeds in Jan. 1457 tot een eerste conflict, ten gevolge waarvan Isabella van Portugal, met wie Karel steeds nauw verbonden was, zich van het hof terugtrok. De verwijdering nam toe in 1462, toen de Fransgezinde Croy’s de door ziekte verzwakte hertog geheel beheersten en Charollais zich een zelfstandige positie trachtte te scheppen in Holland, waar hij sinds 1459 grote bezittingen had (Putten, Strijen, Arkel, Gooiland). In Aug. 1463 kwam het tot een openlijke breuk tussen vader en zoon. Karel, die zich ook tevergeefs verzette tegen de uitlevering van de „Somme-steden” aan Lodewijk XI van Frankrijk (Oct.), trok zich naar Holland terug en er deden geruchten de ronde dat Philips het regentschap over zijn landen tijdens zijn voorgenomen kruistocht zou opdragen aan Jan van Croy of aan Lodewijk XI.

Bemiddeling van de algemene Staten der gewesten in Jan. 1464 bracht nog geen verzoening tot stand. Die kwam eerst in Nov. 1464, toen de positie der Croy’s door onvoorzichtigheid van Lodewijk XI was geschokt. Karel verdreef de gunstelingen in Mrt 1465 en de 27ste Apr. nam hij als luitenant-generaal van Philips de regering in handen. In Mei trok hij naar het Zuiden om, te zamen met de Franse feodale vorsten met wie hij zich in de „Ligne du Bien public” had verbonden, de macht van Lodewijk XI te breken. Hiermede begon de grote worsteling die zijn gehele regeringstijd zou vullen: Karel zag in, dat er geen veiligheid voor het Bourgondische rijk zou zijn zolang de koning van Frankrijk sterk was. Wel wist Lodewijk, na bij Montlhéry te zijn verslagen (16 Juli) en door de bondgenoten in Parijs te zijn belegerd, zich door de verdragen van Conflans (5 Oct.) en St Maur (29 Oct.) tegen hoge prijs uit zijn netelige situatie te redden, maar Karel had zijn eerste doel, de teruggave der „Sommesteden”, bereikt.

In vier veldtochten onderwierp hij daarop de met Frankrijk verbonden Luikenaren: 1465, 1466 (Aug.: verwoesting van Dinant), 1467 (28 Oct.: slag bij Brusthem) en 1468 (30 Oct.: verovering van Luik), de laatste maal in gezelschap van Lodewijk XI, die door het verdrag van Péronne (14 Oct.) gedwongen was zijn bondgenoten in de steek te laten. Inmiddels had Karel de Stoute 15 Juni 1467 zijn vader opgevolgd en was hij, na de dood van Isabella van Bourbon (25 Sept. 1465), op 3 Juli 1468 te Damme gehuwd met Margaretha van York (gest. 23 Nov. 1503), zuster van Edward IV van Engeland, met wie hij een verbond had gesloten tegen Lodewijk XI. Tevoren was er in 1466 en 1467 ook sprake geweest van een huwelijk met een dochter van de keurvorst van Brandenburg, in verband met Karels streven naar invloed in het Duitse rijk. Reeds in 1465 had hij zich daar verbonden met de Wittelsbachs van Beieren, de Palts en Keulen, en in 1467 werd hem door paus Pius II en keizer Frederik III de Roomse koningskroon in het vooruitzicht gesteld als beloning voor eventuele hulp tegen de ketterse koning van Bohemen George van Podëbrady.Voor een overzicht van de regeringstijd van Karel de Stoute z Bourgondische Huis § 4 (vgl. § 8); voor zijn voornaamste bestuurshervormingen z aldaar § 6, laatste alinea.

Het stoffelijk overschot van Karel de Stoute is 12 Jan. 1477 begraven in de kapittelkerk van St.Georges te Nancy. Karel V liet zijn gebeente (of wat daarvoor werd gehouden) in Sept. 1550 overbrengen naar Brugge, waar het werd bijgezet in het koor der O.L. Vrouwekerk. De graftombe, in 1559-1562 vervaardigd door Jacob Jonghelinck e.a., is in 1806 in een zijkapel opgesteld.

DR A. G. JONGKEES

Lit.: H. van der Linden, Itinéraires de Philippe le Bon, duc de Bourg.,et de Charles, comte de Charolais (Comm.Roy.d’Hist., Bruxelles 1940); Idem, Itinéraires de Charles, duc de Bourg., etc. (id. 1936); J. Foster Kirk, Hist. of Charles the Bold, Duke of Burgundy (3 dln, London 1863-1868; uitvoerigste biogr., romantisch, veelszins verouderd); J. Bartier, Charles le Téméraire (Brux. 1944; goed beknopt overzicht); R. Putnam, Charles the Bold, last Duke of Burgundy (New York 1908; het beste van vele, merendeels waardeloze, populaire boeken); M. Matzenauer, Studiën zur Politik Karls des Kühnen bis 1474 (Zürich 1946); E. Toutey, Charles le Téméraire et la Ligue de Constance (Paris 1902).

Overigens zie men voor de zeer uitgebreide lit. de opgaven bij Bartier, bij Matzenauer en bij J. Calmette en E. Déprez in: Hist. du Moyen-Age v. Glotz VII, 2 (Paris 1939), evenals de algem. lit. bij Bourgondische Huis.