Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bosbouwwetenschap

betekenis & definitie

Als grondlegger van de bosbouwwetenschap beschouwt men [i]J. C.

Hundeshagen [/i](1783-1834, gaf in 1821 de Enzyklopädie der Forstwissenschaft uit). In de loop van de tijd heeft de bosbouwwetenschap zich in de volgende onderdelen gesplitst:A. De houtteelt, bestudeert:
1. het voorkomen van bos en verschillende houtsoorten op aarde in verband met klimaat en grond;
2. de floristische samenstelling van de verschillende bosgezelschappen;
3. de ecologie (= groeiplaatsleer van het bos);
4. de biologische eigenschappen der houtsoorten en de eisen, die zij aan de groeiplaats stellen;
5. de bosaanleg en -verjonging;
6. de opleiding en verzorging van bossen gedurende hun groei;
7. de bedrijfsvormen;
8. de teelt van uitheemse bomen.
B. De bosbescherming bestudeert de gevaren en beschadigingen waaraan het bos is blootgesteld, benevens de middelen om ze te voorkomen, te bestrijden en te herstellen.
C. De houtmeetkunde houdt zich bezig met inhoudsbepaling van al of niet gevelde of bewerkte stammen en bomen, boomgroepen (opstanden) en uitgestrektere bossen; voorts met de bepaling van aanwas (bijgroei) en leeftijd.
D. De bosbedrijfsregeling en -inrichting.
E. De bosbedrijfseconomie, d.i. de leer van de waardebepaling in en de rendering van een bosbedrijf en zijn onderdelen.
F. De boshuishoudkunde houdt zich bezig met de betekenis van bos in financieel en sociaal opzicht.
G. De bosexploitatie met velling, opwerking en vervoer van hout e.a. bosproducten, alsmede met kenmerken, eigenschappen, verwerking en gebruiksdoeleinden daarvan.
H. De bosgeschiedenis.

Het onderwijs in de bosbouwwetenschap wordt in Nederland gegeven aan de Landbouwhogeschool te Wageningen en aan de Cursus der Ned. Heidemij te Arnhem. De studie aan de Landbouwhogeschool duurt vijf jaar en stelt verkrijgbaar het diploma landbouwkundig ir, nader aangeduid met de letters B (Nederlandse Bosbouw) en TB (Tropische Bosbouw). Dit diploma wordt vereist voor een aanstelling als houtvester bij het Staatsbosbeheer in Nederland of bij het Boswezen in Ned. Indië. De Cursus der Ned.

Heidemij bestaat uit de afd. A., bestemd tot opleiding van boswachters, werkbazen enz. en de afd. B., voor opzichters en rentmeesters. De Cursus duurt twee jaar. Voor toelating worden vereist: diploma Landbouwwintercursus en practische kennis van land- en bosbouw; voor de afd. B. bovendien een algemene ontwikkeling welke overeenkomt met 3-jarige H.B.S.

De vroegere G. A. van Swieten-Bosbouwschool te Frederiksoord is in 1903 na het tot stand komen van evenbedoelde cursus opgeheven.

< >