Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bosbes

betekenis & definitie

(Vaccinium L.) is de naam van een plantengeslacht, dat gewoonlijk tot de familie der Heideachtigen of Ericaceeën wordt gebracht, soms ook tot een eigen familie, die der Vacciniaceeën. Het omvat heesters met verspreide, meestal gaafrandige bladeren en regelmatige, alleenstaande of tot trossen verenigde bloemen. De kelk heeft een onverdeelde of veeltandige zoom.

De bloemkroon is meestal klokvormig en heeft een 4-5-tandige zoom. De meeldraden zijn op een schijf boven het vruchtbeginsel ingeplant en niet met de bloemkroon vergroeid; de helmknopjes bezitten buisvormige aanhangsels, die met poriën openspringen. Het vruchtbeginsel is onderstandig, 4-5-hokkig en draagt een enkelvoudige stijl of stempel. De vrucht is een 4- of 5-hokkige bes. Dit geslacht omvat een 100-tal soorten, vooral in de noordelijke gematigde luchtstreek, op zand- en veengronden, in bossen en bergstreken te vinden, maar ook op de gebergten van tropisch Afrika en Azië. Bekend is de blauwe bosbes (V.

Myrtillus
L.), een heestertje, dat 3-5 dm hoog wordt en hoekige takjes, afvallende bladeren en alleenstaande bloemen draagt. Het groeit in Nederland, vooral in Gelderland en Noord-Brabant, in overvloed. De zwartblauwe bessen, de zgn. Fructus Myrtilli der apotheken, dienen, behalve als toespijs, voor de bereiding van bosbessenwijn.Voorts komen voor: de rode bosbes (V. Vitis Idaea L.), met lederachtige, altijdgroene bladeren, trosvormig verenigde bloemen en rode bessen, de zgn. „Preisselbeeren”, gebruikt voor compote; de rijsbes (V. uliginosum L.), een zeldzame struik van het hoogveen met blauwzwarte bessen en afvallende, van onderen blauwgroene bladeren; en de veenbes (V. Oxycoccus L.), met kruipende, dunne stengel, van onderen grijze blaadjes, een stervormige, diep 4-delige, rose bloemkroon met teruggeslagen slippen en rose bessen, ook een plant van moerassige veengrond.

Op enkele der Noordzee-eilanden, vooral op Terschelling, komt voor V. macrocarpon Ait., bijkans een vergrote editie der vorige soort, thuisbehorend in Noord-Amerika en door schipbreuk op Terschelling gekomen. Hoezeer zij daar thans bekend is, bewijst haar plaatselijke naam Lepeltjeheide. Zij groeit in moerassige duinvalleien. De rijpe bessen, „cranberries”, vormen een aangename en gezonde spijs. Ook van deze bessen wordt wel wijn bereid. Genoemd zij ten slotte nog als voorbeeld van een tropische soort de V. varingiaeolium Miq., die men op de Javaanse bergen boven de boomgrens kan vinden.

< >