Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bonaparte

betekenis & definitie

of Buonaparte, Corsicaans geslacht, waarvan de Napoleons afkomstig zijn. De naam vindt men sedert de 12de eeuw in Italië, vnl. te Florence, San Miniato, Sarzana en Genua.

Gabriël Bonaparte uit Sarzana vestigde zich in 1569 te Ajaccio en nam deel aan de bestrijding der zeerovers. Sedert die tijd behoorden de Bonapartes tot de patricische families der stad. Bij Senatusconsult van 26 Nov. 1804 verkregen Jozef en Lodewijk Bonaparte voor zich en hun nakomelingen de prinsentitel en het opvolgingsrecht in Frankrijk. 24 Sept. 1806 geschiedde hetzelfde met Jérôme en de afstammelingen uit diens tweede huwelijk. De tak van Lucien verkreeg de prinsentitel — echter zonder het opvolgingsrecht — pas onder Napoleon III (24 Dec. 1852).Carlo

(Ajaccio 27 Mrt 1746 - Montpellier 24 Febr. 1785), advocaat, vader van Napoleon I, streed van 1768-1769 onder Paoli voor de onafhankelijkheid van Corsica tegen Frankrijk. Toen deze strijd hopeloos bleek, onderwierp hij zich, verwierf de opneming van zijn geslacht in de Franse adelstand (1771) en werd tot koninklijke raad en assessor der stad Ajaccio benoemd. Hij bewerkte in 1778, dat zijn oudste zoons Jozef en Napoleon een kosteloze plaats op de krijgsschool te Brienne verkregen.

Carolina

tevoren Maria Annunciata geheten (Ajaccio 25 Mrt 1782 - Florence 18 Mei 1839), jongste zuster van Napoleon I, huwde 20 Jan. 1800 met Joachim Murat, die van 1806-1808 groothertog van Berg en van 1808-1815 koning van Napels was. Uit dit huwelijk sproten vier kinderen. Als bemiddelaarster tussen de keizer en haar echtgenoot heeft Carolina, die een tactvolle en verstandige vrouw was, enige politieke betekenis gehad. Na Murat’s dood (1815) verbleef zij als gravin Lipona te Triest.

Elisa

eigenlijk: Marie Anna Elisa (Ajaccio 3 Jan. 1777 - Santo Andrea bij Triëst 6 Aug. 1820), oudste zuster van Napoleon I, huwde 5 Mei 1797 met de Corsicaan Felix Bacciocchi.

Jérôme

jongste broeder van Napoleon I, koning van Westfalen.

Jozef

oudste broeder van Napoleon I, koning van Napels, daarna van Spanje.

Karel Lucien Jules Laurent

prins van Canino en Musignano (Parijs 24 Mei 1803 - 29 Juli 1857), oudste zoon van Lucien Bonaparte, wijdde zich aan de zoölogie, in het bijzonder de ornithologie. In 1848 en 1849 was hij een van de leiders der republikeinen te Rome. Hij was gehuwd (sedert 29 Juni 1822) met zijn nicht Zenaïde, oudste dochter van Jozef, uit welk huwelijk drie zoons en vijf dochters voortsproten.

Bibl.: American ornithology (3 dln, Philadelphia 1825 vlgg.; 2de dr., 1876); Iconografia della fauna italica (3 dln, 1833-1841); Conspectus system. masto-zoologiae, ornithologiae enz. (Leiden 1850); Conspectus generum avium (7 dln, Leiden 1851-1857).

Laetitia

Maria Laetitia
, geb. Ramolino (Ajaccio 24 Aug. 1750 - Rome 2 Febr. 1836), moeder van Napoleon I, huwde op 14-jarige leeftijd met Carlo. Uit dit huwelijk werden 5 zoons en 3 dochters geboren. Laetitia stamde uit een patricisch geslacht en was een schone, buitengewoon karakteristieke en begaafde vrouw. De eerste jaren van haar huwelijk wijdde zij zich geheel aan de opvoeding harer kinderen. Toen in 1793 de Engelsen zich van Corsica meester maakten, vluchtte zij naar Marseille, vergezeld door haar zoon Lucien en haar dochters Elisa, Pauline en Carolina. Hier bleef zij wonen tot 1799, toen zij, na de staatsgreep van 18 Brumaire, zich te Parijs vestigde.

Na de troonsbestijging van Napoleon (1804) kreeg zij de titel „Madame Mère”. Zij woonde tijdens het Keizerrijk in een paleis en voerde een hofhouding. Toen de keizer in 1814 naar Elba werd verbannen, volgde zij hem daarheen. Na de slag bij Waterloo vertrok zij naar Rome, waar zij verblijf hield ten huize van haar stiefbroer, kardinaal Fesch. De Juli-revolutie deed haar hoop herleven, dat de Bonapartes naar Frankrijk zouden kunnen terugkeren; toen er evenwel sprake van was, dat Lodewijk Philips bij wijze van gunst aan sommige leden van dit geslacht verlof tot terugkeer zou geven, verwierp zij hartstochtelijk de gedachte, dat een van haar zoons daar gebruik van zou maken. De laatste jaren van haar leven was zij blind.

Lodewijk

derde broeder van Napoleon I; koning van Holland.

Lodewijk Lucien

prins (Thorngrove, in Worcestershire, 4 Jan. 1813 - Fano 3 Nov. 1891), derde zoon van Lucien Bonaparte, werd in Juli 1849 lid van de Wetgevende Vergadering en in Dec. 1852 van de Senaat. Na de val van het Tweede Keizerrijk (1870) keerde hij naar Engeland terug. Hij was een uitstekend linguist en bestudeerde vooral het Baskisch. Hij schreef o.a.: Carte des sept provinces basques (1863) en Le verbe basque (1869).

Lodewijk Napoleon

eigenlijk: Karel Lodewijk Napoleon, derde zoon van Lodewijk Bonaparte (koning van Holland), keizer der Fransen (1852-1870) (zie Napoleon III).

Lodewijk Napoleon

eigenlijk: Eugène Lodewijk Jan Jozef Napoleon, keizerlijk prins, bijgenaamd prins Loulou (Parijs 16 Mrt 1856 - Zoeloeland 1 Juni 1879), enige zoon van Napoleon III. Na de dood van zijn vader in 1873 noemde de prins zich in Engeland graaf van Pierrefonds en bij zijn meerderjarigheid in 1874 werd hij door de Bonapartistische partij plechtig tot pretendent voor de Franse troon en hoofd van de familie uitgeroepen. Hij heette sindsdien Napoleon IV. In 1879 nam hij aan Engelse zijde in Zuid-Afrika deel aan een expeditie tegen de Zoeloes, doch kwam bij een verkenningstocht om het leven.

Lucien

prins van Canino en Musignano (Ajaccio 21 Mei 1775 - Viterbo 29 Juni 1840), tweede broeder van Napoleon I, genoot dezelfde opvoeding als de latere keizer, intrigeerde evenals deze ook eerst met de Corsicaanse vrijheidsheld Paoli tegen Frankrijk en sloot zich pas in 1793 na de vlucht van zijn familie naar Marseille bij de Revolutie aan. Hij was de bekwaamste van Napoleons broeders, bezat vastberadenheid, een scherp verstand en een levendige verbeelding. Op het eind van 1795 was hij commissaris van oorlog in de Bataafse Republiek, in 1797 lid, spoedig daarop voorzitter van de Raad van Vijfhonderd. Hij was het, die met Siéyès in 1799 de staatsgreep van 18 Brumaire voorbereidde en veel meer dan Napoleon op die dag de beslissing bracht, door de grenadiers te bevelen die Raad uiteen te jagen. De beloning was de portefeuille van Binnenlandse Zaken, maar een botsing tussen beide broeders kon niet uitblijven, omdat Napoleon van zijn ministers slechts bekwame onderdanigheid eiste. De beslissing kwam over een intrige na afloop van de tweede Italiaanse veldtocht, beogende het consulaat in de monarchie te veranderen (1800).

Lucien had een brochure aan al zijn ondergeschikten gezonden: Vergelijking tusschen Caesar, Cromwell, Monk en Bonaparte, die zgn. uit het Engels vertaald was, maar hoogstwaarschijnlijk opgesteld door een toenmalige minnaar van Elisa Bonaparte, Fontanes. Er werd in betoogd, dat men in werkelijkheid Napoleon met Karel de Grote moest vergelijken, maar dat het ongeluk van zijn positie gemis aan stabiliteit en erfelijkheid was. De republikeinen in het leger en in het ministerie (Fouché) werden verontrust. Joséphine, die bang was, dat haar huwelijk met Napoleon ontbonden zou moeten worden, wanneer deze keizer werd, sloot zich bij deze contra-intrige aan en Bonaparte zelf besliste tegen Lucien, omdat hij zijn kroon niet aan zijn broeder te danken wilde hebben. Lucien werd in Nov. 1800 gezant te Madrid en bewerkte, dat de Engelse invloed aan het Spaanse hof belangrijk verminderd werd. Bij de Conventie van Madrid (24 Jan. 1801) en het Tractaat van Aranjuez (21 Mrt) werd het koninkrijk Etrurië opgericht, dat aan Marie Louise, dochter van de Spaanse koning Karel IV, kwam, bij gelegenheid van haar huwelijk met haar achterneef, de demente Lodewijk van Parma.

Frankrijk zou daarvoor Elba, Parma en Louisiana krijgen. Bovendien werd in een korte Spaans-Portugese oorlog (16-18 Mei 1801) de Engelse invloed in Portugal belangrijk verzwakt. Bij de Vrede van Bajadoz (5 Juni 1801) moest dat laatste land beloven zijn havens voor Engelse schepen te sluiten. Maar Napoleon vond weer, dat Lucien te eigenmachtig was opgetreden. Lucien had zich door ontzaglijke schenkingen zowel van Spaanse als Portugese kant laten stoppen. Hem werd verweten, dat hij Portugal niet een veel zwaardere vrede had opgelegd.

Naar Parijs teruggekeerd werd hij lid van het Tribunaat en speelde een gewichtige rol bij het tot stand komen van het Concordaat met paus Pius VII. In 1803 ontstond weer een ernstig conflict met Napoleon I, die wenste, dat zijn broeder, weduwnaar sedert 1801 na de dood van zijn eerste vrouw, Christine Boyer, hertrouwen zou met de eveneens weduwe geworden koningin van Etrurië, de arme mismaakte Marie Louise. Lucien weigerde en huwde ostentatief zijn maîtresse, Alexandrine de Bleschamp, gescheiden vrouw van een bankier Jouberthon. Lucien maakte zich nu geheel vrij van de „clan” Bonaparte en woonde sedert 1804 op een villa bij Rome. Nadat hij in 1807 en 1808 toenaderingspogingen van de keizer had afgewezen, besloot hij zich in 1810 naar Amerika te begeven, maar geraakte op reis daarheen in Engelse krijgsgevangenschap (tot 1814). Na de eerste Vrede van Parijs begaf hij zich wederom naar Rome, waar hij van de paus de titel van prins van Canino en Musignano erlangde.

Tijdens de „honderd dagen” bood hij Napoleon zijn diensten aan en werd hij als keizerlijk prins erkend. Tussen de keizer en Oostenrijk heeft hij getracht te bemiddelen, maar zonder succes. Evenmin slaagden zijn pogingen om na de slag bij Waterloo de oppositie van de Kamers te sussen en, toen dat niet ging, Napoleon te bewegen, die te ontbinden en als dictator de verdedigingsoorlog te organiseren. Van 1815-1830 was hij in de Kerkelijke Staat geïnterneerd. Hij schreef o.a. een epos in 24 zangen: Charlemagne, ou l’Eglise délivrée, en romans.

Mathilde Letitia Wilhelmine

prinses (Triëst 20 Mei 1820 - Parijs 2 Jan. 1904), dochter van Jérôme Bonaparte, huwde in 1840 de Russische vorst Anatole Demidoff, van wie zij reeds in 1845 scheidde. Zij vervulde tijdens het Tweede Keizerrijk de rol van Maecenas. Zij was een begaafde en gastvrije vrouw, die in haar paleis vooral die schrijvers, schilders en beeldhouwers ontving, die in de oppositie waren tegen de academische traditie. De keizer en de keizerin zelf waren totaal onverschillig voor kunst en zo voorzag prinses Mathilde ook in een zekere politieke behoefte, daar ze deze belangrijke groep intellectuelen in zekere zin met het keizerrijk verzoende.

Napoleon

keizer der Fransen (1804-1814, 1815) (zie Napoleon I).



Napoleon Frans Karel Jozef

koning van Rome, hertog van Reichstadt, bijgenaamd l’Aiglon, het adelaarsjong (Parijs 20 Mrt 1811 - Wenen 22 Juli 1832), enige echtelijke zoon van Napoleon I, ontving bij zijn geboorte, volgens Senaatsbesluit van 17 Febr. 1810, de titel van „koning van Rome”. Na de eerste Vrede van Parijs (1814) begaven Marie Louise en haar zoon zich dadelijk naar Wenen. De eerste werd hertogin van Parma, nam haar minnaar, generaal Neipperg, als haar „Oberhofmeister” met zich mede — later huwde zij hem — en bekommerde zich weinig meer om het kind. De 8ste Febr. 1814 had de keizer aan zijn broer Jozef geschreven: „Ik zou liever willen, dat men mijn zoon doodde, dan dat men hem in Wenen opvoedt als een Oostenrijkse prins. Ik heb nooit de Andromache zien opvoeren, of ik beklaagde het lot van Astyanax, die zijn huis overleefde”. En in zijn testament komen de beroemde woorden voor: „Ik bezweer mijn zoon, nooit te vergeten, dat hij als Frans prins geboren is en zich er niet toe te lenen, een werktuig te wezen in de handen der triumviren, die de volkeren van Europa onderdrukken”.

Deze wens is niet in vervulling gegaan. Aanvankelijk had men het kind nog de titel hertog van Parma, Piacenza en Guastalla gegund. Na de „honderd dagen” echter, toen de Franse Kamers bij decreet van 23 Juni 1815 „Napoleon II” tot keizer der Fransen geproclameerd hadden, besloten de grote mogendheden, dat hij nooit regerend vorst over de genoemde Italiaanse hertogdommen zou worden. In verband daarmee verleende zijn grootvader, keizer Frans II, hem in 1818 de titel hertog van Reichstadt. Langzamerhand werd de een na de ander van het gezelschap Fransen, dat met hem meegekomen was, uit zijn omgeving verwijderd. Zo groeide het prinsje als een Habsburger op, die wel een ware verering voor zijn vader koesterde, maar voor wie het recht der Bourbons toch ook geloofsartikel werd.

In 1830 schijnt hij hoop gehad te hebben keizer te worden, zij het met toestemming van de Oostenrijkse minister von Metternich. Deze heeft door zijn aanwezigheid Lodewijk Philips in bedwang gehouden en gedreigd, „het adelaarsjong” te zullen laten vliegen, wanneer de „burgerkoning” er niet voor zorgde, dat de Juli-revolutie tot Frankrijk beperkt bleef. De hertog van Reichstadt is aan de tering overleden. Edmond Rostand heeft hem tot hoofdpersoon gemaakt van zijn bekende drama l’Aiglon (1900), waarin Sarah Bernhardt de titelrol vervulde. Adolf Hitler heeft het lijk van de hertog van Reichstadt naar Parijs teruggezonden.

Lit.: J. de Bourgoin, Le fils de Napoléon, Roi de Rome (1934).

Napoleon Jozef Karel Paul

of naar zijn vader, Jérôme Napoleon, prins, derde zoon van Jérôme Bonaparte, bijgenaamd „prins Plon-Plon” (Triëst 9 Sept. 1822 - Rome 17 Mrt 1891), was eerst Wurtembergs officier, keerde na de Februari-revolutie met zijn vader naar Frankrijk terug, werd in 1848 lid van de Nationale Vergadering en ondersteunde het streven van zijn neef Lodewijk Napoleon naar de autocratie. Toch vertegenwoordigde hij meer de democratische strekking in de politiek van de familie. Hij was bijv. heftig anti-clericaal. Na o.a. gezant te Madrid geweest te zijn, nam hij als bevelhebber van een legercorps deel aan de Italiaanse oorlog van 1859. Sedert 30 Jan. van datzelfde jaar was hij gehuwd met prinses Marie Glotilde van Savoye, een dochter van koning Victor Emmanuel II. Ofschoon hij ook in de volgende jaren herhaaldelijk diplomatieke missies vervulde, verwijderden zijn vrijzinnige opvattingen hem meer en meer van Napoleon III en van het hof.

In 1876 koos hij in beginsel de zijde van de republiek, waarop hij zich als lid van de Kamer van Afgevaardigden liet kiezen. Hij sloot er zich bij de linkerzijde aan. Het was in de tijd, dat er veel kans bestond op de wederinvoering van het koningschap. In 1879 verdween dat gevaar. Bovendien werd hij in dat jaar door de dood van „Napoleon IV” hoofd van zijn geslacht. Vandaar dat hij in 1883 het tijdstip gekomen achtte om zich met een manifest tot het publiek te richten, waarin hij de republiek verweet het beginsel der volkssouvereiniteit te hebben prijsgegeven en de wederinvoering van het plebisciet eiste.

Er was toen dadelijk sprake van een wet, die de verbanning beval van alle leden van families, die vroeger in Frankrijk geregeerd hadden. In 1886 werd die wet aangenomen en hij moest in ballingschap. Hij was toen ook gebrouilleerd geraakt (sinds 1884) met zijn oudste zoon, prins Napoleon Victor, die de democratiserende opvattingen van zijn vader afkeurde. Tegen Taine schreef hij Napoléon et ses détracteurs (1887). In 1888 onderhield hij betrekkingen met Boulanger.

Napoleon Victor

(Parijs 18 Juli 1862 - Brussel 1926), oudste zoon van Napoleon Jozef, geraakte in Mei 1884 in brouille met zijn vader over diens democratische en anti-clericale opvattingen. Reeds toen werd hij door de meer conservatieve vleugel van de Bonapartistische partij, o.a. door de keizerin-weduwe Eugénie, beschouwd als de eigenlijke pretendent naar de kroon. Officieel werd hij dat na de dood van zijn vader. Tijdens de Boulangistische crisis verklaarde hij zich in een manifest voor de revisionisten en eiste de wederinvoering van het plebisciet (1889). In 1910 huwde hij met prinses Clementine van België, uit welke verbintenis de tegenwoordige Bonapartistische pretendent, prins Napoleon Lodewijk Bonaparte gesproten is (Brussel 1914).

Pauline

eigenlijk Maria Pauline, prinses (Ajaccio 20 Oct. 1780 - Florence 9 Juni 1825), tweede zuster van Napoleon I, was van 1801-1802 gehuwd met generaal Leclerc. Zij maakte met hem de expeditie naar San Domingo mee. Deze werd echter een ontzettende mislukking. Zij bedroog haar man met generaal Humbert. Leclerc beschuldigde Humbert van lafhartigheid en vroeg diens terugroeping. Kort daarop, 2 Nov. 1802, stierf Leclerc.

In het volgende jaar, op 6 Nov. 1803, hertrouwde zij met een edelman uit een oud Italiaans geslacht, prins Camillo Borghese. In 1806 werd zij hertogin van Parma en Guastalla, in 1808 gouvernante-generaal van Piemont. Zij vergezelde in 1814 Napoleon naar Elba en leefde sedert 1815 gescheiden van haar man. Zij was in haar tijd een beroemde schoonheid. Canova vereeuwigde haar lichaam in zijn Liggende Venus (Rome, Galerij Borghese, 1807).

Pierre Napoleon

prins (Rome 11 Oct. 1815 - Versailles 7 Apr. 1881), vierde zoon van Lucien Bonaparte, had de rusteloze natuur van zijn vader geërfd. In 1831 nam hij deel aan een opstand in de Romagna en kreeg daarvoor gevangenisstraf. Na in Amerika als officier gediend te hebben in het leger van de nieuwbakken republiek Nieuw-Granada, werd hij in 1836 te Rome wegens een politiek misdrijf ter dood veroordeeld, doch begenadigd. Nu zwierf hij jarenlang rond in Amerika, de Jonische eilanden, Italië, Luxemburg en Zwitserland. De Februari-revolutie riep ook hem weer naar Frankrijk, waar hij, evenals zijn neef Jérôme Napoleon, tot lid van de Nationale Vergadering voor Corsica gekozen werd en zitting nam bij de Montagne. Tijdens het Keizerrijk werd hij echter wat op een afstand gehouden, wat o.a. kwam, doordat hij in 1867 met zijn maitresse Justine Eleonore Ruffin, de dochter van een arbeider, in het huwelijk was getreden.

Vlak voor de val van het Tweede Keizerrijk werd zijn naam verbonden aan een geruchtmakend schandaal. Op 10 Jan. 1870 ontving hij te Neuilly, waar hij teruggetrokken woonde, bezoek van twee journalisten, medewerkers aan de republikeinse Marseillaise van Rochefort. Hij had nl. in een Corsicaans blad een vinnige en persoonlijke polemiek gevoerd tegen Paschal Grousset, een andere medewerker van Rochefort, die echter in dat blad onder een schuilnaam geschreven had. Grousset daagde nu Pierre tot een duel uit. Maar deze, die de naam Grousset niet kende, zeide, dat hij wel met Rochefort maar niet met diens handlangers vechten wilde. Dit zeggende nam hij een dreigende houding tegenover de twee secondanten aan.

Een van deze beiden, Victor Noir, werd zenuwachtig en gaf Pierre een slag, waarop deze Noir neerschoot. De begrafenis van Noir, alsmede het bekend worden van het vrijsprekend vonnis (27 Mrt 1870) van het hooggerechtshof te Tours, gaven aanleiding tot kolossale republikeinse demonstraties. Hij stierf bijna geheel vergeten in kommervolle omstandigheden.

Roland Napoleon

prins (Neuilly 19 Mei 1858 - Parijs 14 Apr. 1924), zoon van Pierre Napoleon, was enige tijd Frans officier, totdat de wet van 1886 hem uit het leger verwijderde.

DR J. S. BARTSTRA

Bibl.: aardrijkskundige werken: Les habitants de Surinam (Paris 1884); Les premiers voyages des Néerlandais dans l'Insulinde (Versailles 1884); Les demiers voyages des Néerlandais à la Nouvelle Guinée (2 dln, Versailles 1885); Notes on the Lapps of Finmark (Paris 1886).

William

(Bonaparte-Wyse) (Waterford, Ierland, 1826 - Cannes 1892), kleinzoon van Lucien Bonaparte, was een geestdriftig aanhanger van de Provençaalse „Felibrige”, en dichtte — als Ier — in de taal van Mistral o.a. Li Parpaioun blu (De blauwe vlinders), 1868; Li piado de la princesso (1882), L’empèri dóu souléu (Het rijk van de zon).

Lit.: Stéfani en Beretta, Le antichità dei B.(1857); Leynadier, Histoire de la famille B. (1866). Over Laetitia: H. Larrey, Madame Mère (2 vol. 1892); L. Peretti, La mère de l’empereur: Letitia B. (1932); Jung, Lucien B. et ses Mémoires (3 dln, 1882-1883). Over Napoleon Frans Karel Jozef (Napoleon II); Henri Welschinger, Le Roi de Rome; Frédéric Masson, Napoléon et son fils; Octave Aubry, Le roi de Rome (1932); Zévaès, L’Afiaire Pierre Bonaparte (1929); L. de Brotonne, Les B. et leurs alliances (1893); Fréd. Masson, Napoléon et sa famille (13 vol., 1897-1914); J.

Turquan, Les sœurs de Napoléon (2 vol., 1896); A. du Casse, Les rois frères de Napoléon (1883); P. Marmothan, Elisa B. (1898); E. Rodocanachi, Elisa B. en Italie (1900); H. Fleischmann, Pauline B. et ses amants (1910); G. Kircheisen, Napoleon und die Seinen (2 Bde, 1914-’22); F. Wencker-Wildberg, Das Haus Napoleon (1939).

< >