R.K. godgeleerde, wijsgeer en mathematicus (Praag 5 Oct. 1781 - 18 Dec. 1848), sproot uit een Italiaanse familie. Hij onderscheidde zich reeds als student door de samenstelling van een parallellen-theorie (Praag 1804), gelijkend op die van Legendre, werd in 1805 priester gewijd en vervolgens hoogleraar in de godsdienstfilosofie aan de universiteit te Praag.
In 1820 werd hij wegens zijn vrijzinnige richting afgezet, leefde vervolgens op het landgoed van een van zijn vrienden in Techobuz en ging in 1841 naar Praag terug. Bolzano toonde zich actief op al de gebieden der filosofie maar het is slechts als logicus dat hij op de verdere ontwikkeling der wijsbegeerte invloed had. Op dit gebied reageerde hij beslist tegen de bespiegelingen van het metafysisch idealisme van Hegel en zijn voorgangers en keerde terug naar het logicisme van Leibniz. Heel zijn leer steunt op het onderscheid tussen de logische betekenis van een oordeel (der Satz an sich) en de feitelijke bewustzijnstoestand die aanleiding geeft tot het vellen van dat oordeel. De logica is de leer van de mogelijke, ware en onware, oordeelsinhouden welke op zichzelf bestaan en aldus kunnen worden onderzocht, of zij nu feitelijk worden uitgesproken of niet. Zo stond Bolzano in scherpe tegenstelling tot het komende psychologisme. Wanneer dit laatste dan op zijn beurt werd aangevallen, en wel hoofdzakelijk door Russell, deed men meer en meer een beroep op Bolzano’s Wissenschaftslehre (4 dln, Sulzbach 1837) die in de hedendaagse wijsbegeerte een steeds ruimere plaats inneemt.Als wiskundige hield hij zich bezig met het oneindigheidsprobleem in de wiskunde en schreef de Paradoxien des Unendlichen. Hij is als een voorloper van de later door G. Cantor e.a. ontwikkelde theorie der transfiniete getallen te beschouwen.
PROF. DR A. DE WAELHENS
Bibl.: Lehrbuch der Religionswissenschaft (4 dln, Sulzbach 1834); Athanasia, oder die Gründe für die Unsterblichkeit der Seele (2de dr., Sulzbach 1838); Abhandl. z. Aesthetik (Prag 1843 en 1849); Drei philos. Abhandl. (uit de nalatenschap door Prihonsky uitgegeven, Leipzig 1851); B. B.’s Selbstbiographie (nieuwe uitg., Wien 1875).
Lit.: M. Palágyi, Kant und B. (Halle 1902); H. Bergmann, Das philosophische Werk B.’s (1909); A. Wisshaupt, Skizzen aus dem Leben Dr B.’s (Leipzig 1850); H. Fels, B. B., Sein Leben und sein Werk (1929); L.
Waldschmitt, B.’s Begründung des Objektivismus in der theoretischen und praktischen Philosophie (Würzburg 1937); Ed. Winter, B.B. und sein Kreis (Leipzig 1933).