Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bloed (godsdienstwetenschap)

betekenis & definitie

heeft in de geschiedenis der godsdiensten een belangrijke rol gespeeld. Het wordt gerekend onder de stoffen, die men tegenwoordig, met een uitdrukking van [i]A.

C. Kruyt[/i], „zielestof” noemt, d.w.z. een onpersoonlijke substantie, die „macht” heeft en die wij, voor zover zij die macht aan de mens verleent, ziel zouden noemen. Bloed bevat dus, evenals andere gedeelten of secreties van het lichaam, een voorraad „machtstof”. In vele gebruiken in de meest verschillende religies komt de aan het bloed toegeschreven macht uit. Zo bijv. in de bestrijking met bloed tegen boze invloeden; in de bloeddoop (taurobolium), zoals die in de antieke mysteriën voorkwam; in de bloedbroederschap, die bestaat uit het drinken van elkanders bloed, d.i. elkanders wezen.In het Oude Testament is het geloof in de heiligheid van het bloed nog in volle kracht, in het offerritueel is het van groot belang. In Ex. 24 wordt door het sprenkelen van bloed op altaar en volk het verbond met Jahwe gesloten. In het O.T. komt ook de „macht” van het bloed duidelijk uit: „de „ziel” van het vlees is het bloed” (Lev. 17: 11). In de Christelijke theologie en symboliek heeft het bloed van Christus een voorname plaats; het „reinigt van alle zonden”. In de Protestantse kerken zijn het vooral methodistische en piëtistische secten, die op de betekenis van Christus’ bloed de nadruk leggen, hoewel ook de kerkelijke leer het steeds met het verlossingswerk in verband brengt. (Voor de R.K. denkbeelden zie Bloed des Heren).

Lit.: G. van der Leeuw, Phänomenologie der Religion (1933), p. 258.

< >