Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Jahwe

betekenis & definitie

In de stichtelijke geschriften over het Oude Testament is de uitspraak der Hebreeuwse medeklinkers J h w h, die de naam van de God der Israëlieten aanduiden: Jehova. Deze spelling is echter onjuist, daar men niet in acht nam, dat de Israëlietische geleerden de gewoonte hadden, onder die medeklinkers de klinkers van het woord Adonâi (de Heer) te plaatsen, opdat men bij het voorlezen der Schrift dit woord zou gebruiken, daar (volgens hun opvatting van het Tweede Gebod en Leviticus 24 : 16) de naam van Jhwh te heilig was om te worden uitgesproken. Hierdoor is de oorspronkelijke uitspraak van die naam verloren gegaan; zij luidde vermoedelijk Jahwe (spreek uit zoals het woord „jawèl” zonder de slot-l).

De afleiding en betekenis van het woord zijn onzeker. Het beduidt volgens de overlevering uit Exodus 3 : 14: „Ik zal zijn, die ik zijn zal”,hetgeen bedoeld is als: „Ik zal het zijn”, d.w.z. alles waaraan Israël behoefte heeft, Redder, Helper, Leider, Trooster enz., algemener: alles wat met mijn wezen overeenkomt. „Jahwe” betekent dan: „Hij zal het zijn”. Het is niet waarschijnlijk, dat deze betekenis als de oorspronkelijke moet worden beschouwd. In Exodus 3:14 wordt de naam van Jhwh vermeld als van een nieuwe openbaring omtrent het wezen van God; hij schijnt eerst door Mozes bij de Israëlieten in zwang te zijn gekomen. Naast de meer algemene benamingen van het Goddelijk Wezen, zoals El, Elohim, El-Schaddai en Adonâi, die men ook bij andere volken van Semietische afkomst aantreft, is Jhwh de eigenaardige naam van Israëls Bondsgod. Een kortere vorm van de naam Jahwe is Jâhoe, die, in gewijzigde vorm, optreedt in namen als Jehô-nâtân = Jonathan, Eli-jâhoe — Elia enz. PROF. DR G. J. THIERRY.