eigenlijk Henri Benjamin Constant de Rebecque, Frans politicus, schrijver en redenaar (Lausanne 23 Oct. 1767 8 Dec. 1830), was aanvankelijk in dienst van de hertog van Brunswijk, vestigde zich in 1795 te Parijs, waar hij in woord en geschrift de politiek der gematigde republikeinen ondersteunde. Na Brumaire kwam hij op voor vrije meningsuiting en wezenlijke invloed der kiezers op de regering, als gevolg waarvan hij door Bonaparte’s vrienden uit het Tribunaat gezet en verbannen werd (1802).
Daarna was hij te Weimar de vriend van Goethe en Schiller en in zijn geschriften een fel bestrijder van Napoleons imperialisme. In 1814 kwam hij in het gevolg van Bernadotte in Frankrijk terug: aanvankelijk als aanhanger van het liberale experiment van Lodewijk XVIII, daarna als samensteller van Napoleons liberale grondwet „Acte additionel” tijdens de Honderd Dagen, eindelijk — na kortstondige ballingschap — als liberaal lid van de Kamer van Afgevaardigden (1819). Hij steunde natuurlijk de Juli-revolutie, maar kwam — even natuurlijk — later weer in de oppositie ook tegen Lodewijk Philips. Constant’s betekenis ligt vooral in zijn brillante wijze van schrijven en in zijn consequent voorstaan van de liberale beginselen, in de zin van het individualisme.
Daarnaast was hij een zeer welsprekend en bekwaam parlementslid. De persoonlijke vrijheid stelde hij boven alles — misschien omdat die hem bij zijn contact met Mme de Staël maar weinig werd gegund, terwijl hij niet de kracht van karakter bezat om geheel zichzelf te zijn. Wèl gaf hij zich volkomen in zijn geschriften, zijn Journal intime, zijn Cahier rouge en vooral in de kleine roman Adolphe, welke zich als een meesterwerk voegt in de lange rij van Franse psychologische romans. Grote invloed op zijn vorming heeft Mad. de Charrière gehad.Bibl. o.a.: De la force du gouvernement actuel de la France et de la necessité de s’y rallier (1796); Des réactions politiques (1797) ,Des effets de la terreur (1797); De l’esprit de conquête et de l’usurpation (1813); Réflexions sur les constitutions, la distribution des pouvoirs et les garanties dans une monarchie constitutionnelle (1814); Mémoires sur les Cent Jours (1822); Coup d’œil sur la tendance générale des esprits dans Ie 19e siècle (1825) , Discours prononcés à la chambre des députés (3 dln, 1833) ; Cours de politique constitutionnelle (4 dln, 1817-1820; 2de dr. 1833); De la religion considérée dans sa source, ses formes et ses développements (2 dln, 1824-1830) ; Du polythéisme romain, considéré dans ses rapports avec la philosophie grecque et la religion chrétienne (2 dln, 1833). Zijn brieven verschenen in 1844, een bloemlezing uit zijn Œuvres politiques in 1874. Voorts: Adolphe (1806, éd. crit. p. G.
Rudler 1919) ; Journal intime 1804-1806) éd. crit. p. P. Rival 1928); Le Cahier Rouge (p.p. la baronne Constant de Rebecque, Paris 1928); Lettres de Mme de Staël à B. C. (Paris 1928); Corr. de B.
C. d’Anna Lindsay (Paris 1933); Lettres de Julie Talma à B. C. (Paris 1933).
Lit.: H. Castille, B. C. (1859); L. Michon, Le gouvernement parlementaire sous la Restauration (1905); V.
Glachant, B. C. sous l’œil du guet (1906); G. Rudler, La jeunesse de B. C.; Idem, Bibliographie critique des œuvres de B.
C. (1900) ; Paul H. Léon, B. C. (1930, met bibliogr.); H. Gougelot, L’idée de liberté dans la pensée de B.
C. (thèse Paris 1942); Ch. Du Bos, Grandeur et Misère de B. C. (1946); Harold Nicolson, B. C. (1949) 5 E.
Faguet, Politiques et Moralistes du XIXe siècle, ire série (Paris 1891) ; J. Mo riant, Le roman personnel de Rousseau à Fromentin (1905); E. Herriot, Mme Récamier et ses amis (1905) » P Godet, Mme de Charrière et ses amis (1906).