Oostduitse stad en hoofdstad van het vroegere hertogdom Saksen-Weimar-Eisenach met (1950) 70230 inw., vnl. Evang., ligt op 212 m hoogte aan de Ilm en is kruispunt van spoorwegen.
De stad heeft industrie (wagons, machines, piano’s, schoenen, haarden enz.). Ook vindt men er Justus Perthes’ Geografisch Instituut (met fabriek voor globes, lithografische inrichting enz.).
In de in 1498 begonnen en in 1735 verbouwde Stadtkirche bevinden zich een zeer groot aantal grafmonumenten, o.a. van de vorsten uit het Huis Weimar, en een altaar triptiek door Lucas Cranach . Het van 1651 af door Moritz Richter opgetrokken „Residenzschloss’ werd, na een brand in 1774» niet medewerking van Goethe tot 1803 classicistisch verbouwd. Verder zijn er het „Rote Schloss” (1574), „Gelbe Schloss” (1704); „Grüne Schloss” (bibliotheek), het „Wittumspalais” (na 1750) en het stadhuis (1526-47), bouwwerken van geen bijzonder architectonisch belang. Het in 1709 gebouwde „Goethehaus” am Frauenplan, van 1782 af door Goethe bewoond en in 1794 in classicistische stijl verbouwd, heeft een fraai interieur en is thans museum; hetzelfde geldt voor het „Schillerhaus”, waar de dichter tussen 1802-1805 vertoefde. Van belang is het „Park” met sierlijke gebouwen uit het tijdperk van Goethe. Verder zijn er de huizen van Cranach, Herder en Wieland. Van recente datum valt het National-theater door Jakob Heilmann en Max Littmann (1906-’08) te noemen.
GESCHIEDENIS
Weimar werd in 975 voor het eerst en in 1253 voor het eerst als stad vermeld.
Van 1247-1373 in het bezit van inheemse graven, kwam Weimar daarna tot 1485 aan de Saksische hertogen uit het Huis Wettin en ten slotte aan de Ernestijnse tak daarvan. Sedert 1572 was het residentie van de hertogen, later groothertogen, van Saksen-Weimar. In de 18de en 19de eeuw was Weimar een van de belangrijkste culturele centra van Duitsland (z Karel Augustus). Na de Nov.revolutie van 1918 kwam de Nationale Vergadering van Weimar bijeen (6 Febr. 1919 - 21 Mei 1920, verplaatst naar Berlijn op 30 Sept. 1919), die het Verdrag van Versailles ratificeerde (23 Juni 1919) en de democratisch-republikeinse Grondwet van Weimar aannam (11 Aug. 1919). Onder Coalitie van Weimar verstaat men de samenwerking van R.K. Centrum-partij, Democraten en Sociaal-Democraten, waarop de Duitse republiek in het begin van haar bestaan steunde.
Lit.: Bartels, W. und die deutsche Kultur (2de dr. 1922); P. Kühn, W. (Stätten d. Kultur, 13), 4de ed. uitg. d. H. Wahl (925); G. Beyer, W. (1928); H.
Wahl, Das Goethehaus am Frauenplan (1929);Fr. Coenen, Reizen (W.), (Amsterdam 1929); A. Schmitt, W. v. A.-Z. (1930); Idem, Beitr. z. Gesch. d. Stadt W. (Hefte 1-40, 1931-34); F.
Fink, id. (1937); K. Bechstein, Häuser u. Gassen in Alt-W. (1938); E. Friedrich, D. hist. W. (1949) ; A. Oswald Ruperti, Goethes W. i.
Bild (1949) ; W. Scheidig, Die W. Malerschule i. 19. Jhdt. (Erfurt 1950).