(Hebr .: zoon der rechterhand, gelukskind) was volgens de genealogische tafels van Genesis* de jongste zoon van Jakob en de eigen broeder van Jozef*. Rachel bracht hem ter wereld op de weg naar Efrath en stierf bij zijn geboorte.
Benjamin speelt een hoofdrol in het verhaal van Jozef in Egypte, waar hij door Jozef als gijzelaar aan het hof van den Farao vastgehouden werd en later als zijn broeder herkend en omhelsd (Gen. 45: 14).Benjamin schonk zijn naam aan een der stammen van Israël, die zich vestigde in het Z. van het land, tussen Efraïm en Juda in; aldus kan de naam ook betekenen „de Zuidelijke, de bewoner van het ten Z., nl. van Efraïm, gelegen land” (de rechterhand duidt nl. het Z. aan voor iemand, die zich met het gezicht naar de opgang van de zon keert; vgl. Jemen, Zuid-Arabie). Benjamin’s landstreek was begrensd ten N. door Efraïm, ten O. door de Jordaan, ten W. en ten Z. door de steden der Amorieten*. Ze omvatte beroemde plaatsen als Jéricho, Rama, Gilgal, Gibea, Mizpa. Later strekte het Benjaminietisch gebied zich uit tot Anatot, Beerot, Gibeon en Jeruzalem. Onder de Israëlieten was de stam Benjamin bekend om zijn krijgslust.
Langs de belangrijke handelswegen en in de buurt van de steden Gibeon en Jeruzalem gevestigd was Benjamin er op uit van oorlogsbuit en roof te leven (Gen. 49 : 27). Uit deze krijgslustige stam kwamen voort de rechter Ehud, de koningen Saul en Esjbaàl (Isjbosjet). Tussen de twee koninkrijken Juda en Israël verdeeld, versmolt Benjamin ten slotte met het rijk en de stam Juda. Enige families bleven zich evenwel tot de stam Benjamin rekenen en aldus worden Mardocheus* (Mordechai), Esther*, Simon*, de hogepriester, en de apostel Paulus* als kinderen van Benjamin voorgesteld. Heden worden nog tot de Benjaminstam gerekend de talrijke Joden, die Wolf, Wolff, Wolfsohn, heten: vgl. Gen. 49 : 27.
Sinds de opgravingen van de oude Noordmesopotamische stad Mori en de gedeeltelijke publicatie van de talrijke teksten aldaar gevonden, is er voor de naam Benjamin een merkwaardige Oudoosterse parallel aangetroffen. Onder de halfnomadische stammen van de Syrisch-Arabische woestijn worden immers „Benjaminieten” genoemd. De vraag of deze stammen historisch samenhangen met de Israëlietische stam Benjamin moet waarschijnlijk negatief worden beantwoord.
PROF. DR J. GOPPENS
Lit.: A. Alt, Israels Gaue unter Salomo, in Alttest. Studiën Rudolf Kittel (Leipzig 1913); F. M. Abel, Géographie de la Palestine, 1-11 (Paris 1933-1938); M. Noth, Das Buch Josua, in: Handbuch z.
A. T. (Tübingen 1938) ; R. de Voux, Les Patriarches hébreux et les découvertes modernes (Revue Biblique 1946, dl LIII, blz. 321-348, vooral 343-345).