(1) is een residentie op de westkust van Zuid-Sumatra, met een oppervlakte van 26 249 km2 en (1930): 323 123 inw., waarvan 771 Europeanen, 5716 Chinezen en 324 andere Vreemde Oosterlingen. De grote toeneming van de bevolking is vnl. aan de mijnbouw en de kolonisatieproeven, die in Benkoelen genomen zijn, te danken.
Het gewest strekt zich uit tussen 2° 30' en 5°58' Z.Br. (Vlakke Hoek); in het O. wordt het begrensd door de Boekit Barisan, welk gebergte het van Palembang en de Lampongse districten scheidt.De kust is weinig ontwikkeld en nergens diejJ ingesneden. Tot de residentie behoorde het eiland Engano. Op de Boekit Barisan ontspringen vele rivieren, welke meestal in Z.W. richting naar de kust stromen; zij hebben een korte loop en zijn onbevaarbaar. Het klimaat is gekenmerkt door een overvloedige regenval; de meeste stations ontvangen meer dan 3000 mm per jaar.
Administratief was de residentie verdeeld in negen onderafdelingen, nl. Benkoelen, Lebong, Seloema, Mana, Kaoer, Kroë, Moeko-Moeko, Lais en Redjang.
Benkoelen werd bevolkt door verschillende stammen uit de omliggende gewesten; de bewoners van Kroë en Kaoer zijn grotendeels Lampongers, die van Mana en Seloema: Pasemahers, die van de Ommelanden en Lais: Redjangers.
In de benedenlanden en het daar achter liggende, grotendeels neogene heuvelland vindt men over het algemeen arme gronden. Sawah’s komen weinig voor, ook de ladangs leveren geen rijke oogsten. De armste streken vindt men in het N. in de onderafdeling Moeko-Moeko en in het Z. voorbij Kroë. De uiterste zuidpunt bij Vlakke Hoek is, evenals het achterliggende bergland, onbewoond. Hier ligt, voor een deel ook in de Lampongse districten, het wildreservaat Zuid-Sumatra I, groot 356 800 ha en ingesteld in 1935. Meer naar het N. kweekt de bevolking gambir, peper en kruidnagelen.
In het overige bergland is de toestand wat beter op de oude andesiet. Hier wordt behalve rijst op sawah’s, ook koffie geteeld. De ladangs brengen er meer op. Op de jongvulkanische terreinen op en om de Boekit Kelam en de Kaba heeft de landbouw een veel hogere bloei bereikt. De streek tussen Kepahiang en Tjoeroep (Redjang) is gedeeltelijk door Javanen, gewezen contractkoelies, bezet. Hier vindt men ook vele, meest kleine, irrigatiewerken.
De vlakte van Moeara Amam (Lebong) is voor een groot gedeelte in sawah’s herschapen. Boven Kroë ligt de hoogvlakte van Liwa, een groot golvend terrein van samengespoelde Ranau-as. Door betere verbindingswegen te maken en door het vestigen van bergcultures zou hier voor meer mensen plaats zijn. Nog 57 pet van de oppervlakte van het gewest was in 1937 bebost.
In het bergland van Redjang en Lebong vindt men goud- en zilvermijnen, die zowel door het gouvernement als door particuliere maatschappijen geëxploiteerd werden (Simau en Redjang Lebong). De productie nam in de vooroorlogse jaren af.
Lit.: J. W. J. Wellan, Zuid-Sumatra (overzicht van de lit. der gewesten Benkoelen, Djambi, Palembang en Lampongse districten) (1929).
De vroegste geschiedenis van Benkoelen ligt in het duister; zowel Bantam als Minangkabau deden er aanspraken gelden en reeds in 1633 dreef de Oostindische Compagnie er handel, door er af en toe een schip heen te zenden; van een vestiging was toen nog geen sprake. In 1662 riepen de vorsten van Minangkabau de hulp der Compagnie in tegen Atjeh, en als gevolg der verleende hulp verkreeg zij het recht zich van Singkel tot Indrapoera op de westelijke kust te vestigen; tot 1681 breidde zij haar invloed voortdurend uit, maar van een kantoor of factorij op Benkoelen vernemen we nog niets. In 1684 vestigden zich de uit Bantam verdreven Engelsen te Indrapoera, daarna te Benkoelen zelf, dat hun hoofdkwartier is gebleven tot het tractaat van Londen — 17 Mrt 1824 -—het onder Nederlands gezag bracht.
Tijdens zijn residentschap (Oct. 1817 - Mrt 1824) deed Raffles* wanhopige pogingen het Engelse gezag over Sumatra uit te breiden. De koffiecultuur gaf hij vrij. De lage prijzen waren oorzaak dat deze cultuur, evenals die van peper en kruidnagelen, sterk achteruit ging. Van den Bosch* voerde de verplichte verbouw in (z cultuurstelsel). Ondanks de in de loop der jaren genomen verzachtende maatregelen, werd de druk voor de bevolking te groot, en werd de regering uitgenodigd de gedwongen cultures op te heffen. In Benkoelen werd in 1872 in de plaats hiervan gesteld een hoofdgeld, waartegen de bevolking zich verzette.
Dank zij de opheffing kon Benkoelen zich vrij ontplooien en nam in bloei toe. In 1875, bij de aanstelling van den eersten resident, kon de toestand van het land gunstig worden genoemd.
Naar het voorbeeld van de in 1902 begonnen kolonisatie van Javanen in de Lampongse districten, richtte de transmigratie zich ook naar andere streken van de Archipel, waaronder Benkoelen (1908). Deze kolonisaties kunnen vrijwel alle als mislukt worden beschouwd. Sedert echter de betreffende diensten betere wegen bewandelen (na 1931) is de belangstelling van de besten onder de Javaanse dessabevolking gewekt. In 1938 telde de kolonie in Benkoelen 2500 leden.
(2) is de hoofdplaats van de gelijknamige residentie. Vroeger lag de stad verder noordwaarts aan de kust, doch werd in 1714, daar de plaats te ongezond was, verlegd naar het punt, waar de Engelsen aan het strand het fort Marlborough bouwden. Benkoelen ligt op een kleine hoogte, vanwaar men een mooi uitzicht heeft op Poeloe Tikoes en de 6 km uit de wal gelegen rede, welke (vooral bij N.W. winden) weinig veilig is. De plaats telde in 1930: 13 423 inw., w.o. 358 Europeanen, 1232 Chinezen en 63 andere Vreemde Oosterlingen. Vóór Wereldoorlog II werden uitgevoerd: koffie, kruidnagelen, peper, copra, rotan, damar, goud en zilver.