Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Benedetto CROCE

betekenis & definitie

Italiaans filosoof, historicus en literair-criticus, een der leidende denkers van onze tijd (Pescassèroli, prov. Aquila, Abruzzen, 25 Febr. 1866), genoot zijn vorming te Rome en is sinds 1887 te Napels gevestigd, voor welke stad — vanouds sterk cultureel centrum — hij, zijn tot bibliotheek geworden huis („Casa Croce”) en zijn uitgebreide kring van volgelingen haast een symbool zijn geworden.

Beïnvloed door Labriola, was Croce eerst socialist, maar ging alras over tot het liberalisme — tot 1947 stond hij aan het hoofd van de Italiaanse liberale partij —, werd senator-voor-het-leven (1910), minister van Onderwijs in Giolitti’s vijfde kabinet (1920-’21), weigerde echter, na de machtsgreep van het fascisme, verder in de senaat te zetelen, was van begin af een hardnekkige en door zijn geestelijke invloed geduchte vijand van Mussolini, werd in 1934 door Rome op de Index geplaatst, kort daarna van de Accademia d’Italia uitgesloten wegens weigering van de politieke eed, zag zich, behalve tot hoogleraar te Napels en Rome, tot eredoctor te Oxford, Freiburg i. B. en Marburg benoemd, werd, na de bevrijding van Napels (Sept. 1943), om het gevaar dat hem van Duitse zijde dreigde, op Churchill’s last door Britse parachutespringen uit zijn landhuis te Sorrento gehaald en veilig naar Napels teruggebracht, was minister zonder portefeuille in het kabinet-Badoglio in Apr. 1944 en in dat van Bonomi, doch koos weldra stelling tegen het voortbestaan van de monarchie en nam ontslag.Croce’s naam, in al zijn eigenschappen, is verbonden aan het door hem in 1903 gestichte en tot 1937 door hem geleide tijdschrift La Critica (uitg. Laterza, Bari). Wat zijn wijsgerig levenswerk aangaat: als idealist (neo-Hegeliaan) beschouwt Croce de werkelijkheid als zich historisch ontwikkelende geest: al wat bestaat is een concrete uiting van geestelijk leven. De abstracte systemen die de mens ontwerpt zijn dus afgeleide en verzwakte uitgaven van de originele expressie van de Act die zich in particuliere vormen belichaamt.

De levende Natuur is de eerste uitdrukking van de geest: onmiddellijk in haar individuele evolutie aanschouwd, is zij geschiedenis; in haar algemene trekken en verbindingen voorgesteld, is zij wetenschap. De geest vervormt de natuur naar het Ideaal: deze omschepping van de realiteit is het perspectief van het Al, is concreet gezien, levende moraal; opgevat en beoordeeld volgens abstracte regels, is zij alleen een veld voor casuïstiek. In de lijn van de scheppende beschaving ligt de economica, die de voortbrenging van de stoffelijke voorwaarden voor het geestelijk leven beoogt: in de lijn van het aanschouwend zelfbewustzijn ligt de aesthetica, die tot voorwerp heeft het intuïtief en aanvoelend zelfbewustzijn. Natuurnoodzakelijk streeft de intuïtie naar expressie; het gevoel ontwikkelt zich tot vorm: de kunst is dus vormgeworden expressie van de zich intuïtief belevende geest. Zij is essentieel „lyrisch”. Elk kunstwerk dient „linguistisch” te worden opgevat: het is een taal voor de ziel.

De kunstcritiek schermt dus niet met begrippen als schoon en lelijk en steunt niet op de scheiding vorm en inhoud: zij beschrijft en waardeert de wijze waarop de geest oorspronkelijk, diep, levendig aanvoelt, uitdrukt, vormt in één ondeelbare activiteit. Met virtuositeit past Croce zijn beginselen eensdeels — „geschiedenis als gedachte en als Act” — toe in zijn toonaangevende werken van geschiedschrijving, anderdeels op zijn ontelbare kunsthistorische en -critische studiën, o.m. gewijd aan de Renaissance, aan Dante, Ariosto, Vico, Shakespeare, Goethe.

Hoofdwerk van Croce als wijsgeer is zijn vierdelige Filosofia come Scienza dello Spirito (zie de bibliografie). Zijn invloed laat zich vooral op het gebied van de aesthetica gelden, vooreerst in Italië, waar in feite geen moderne beoefenaar van de geesteswetenschappen zich anders dan „Crociaan” kan noemen, maar ook daarbuiten, niet het minst in de Angelsaksische wereld. Aan de afsplitsing van zijn school, die destijds door zijn aanvankelijke medestander in het Idealisme, later verwoed pleitbezorger van het fascisme geworden, Giov. Gentile, was uitgelokt, is een eind gekomen.

Croce’s meesterschap betreft hiernaast, achter de geschiedschrijving als zodanig (Storia d’Europa nel sec. XIX en Storia d’Italia da 1871 al 1915), de geschiedenisfilosofie (Teoria e storia della Storiograjia); de overgang is te danken aan zijn identificeren van filosofie en geschiedenis. Van zijn literair-historisch werk staat de Letteratura della Nuova Italia bovenaan; zij vormt, zij het op wat vernieuwde basis, in zekere zin de voortzetting van de literatuurgeschiedenis van Fr. De Sanctis.

Boven zijn immense hoeveelheid —- vele trouwens ook vertaalde — geschriften uit, staat Croce echter voor de moderne mensheid als kampioen van de „religie van de vrijheid en van de geest”.

PROF. DR E. DE BRUYNE

MR H. VAN DEN BERGH

Bibl. (voornaamste werken): De vier delen van Filosofia come scienza dello Spirito, versch. 1902-1913 (iste dl: Estetica; 2de dl: Logica come scienza del concetto puro; 3de dl: Filosofia della Pratica: Economia ed Etica; 4de dl: Teoria e Pratica della Storiografia). Voor zijn filos. visie is van gewicht: Ció che è vivo e ciö che è morto di filosofia di Hegel (1907, „Levends en doods in H.’s filos.”). Van zijn historische werken biiz.: Storia dTtalia da 1871 al 1915 (1927). Van zijn geschiedenisfilosofische: La filosofia di G.

B. Vico (1911). Van zijn lit.-critische: La letteratura della nuova Italia (4 dln, 1914-1915). Verder: Saggio sullo Hegel (1906); Goethe (1919); Ariosto, Shakespeare e Comeille (1920); Storia d’Europa nel sec.

XIX (1932); La Poesia (1936); Vite di avventurieri di fede e di passione (1936); La storia come pensiero e comme azione (1938); History as the story of Liberty (1940). Interessant is nog: Quando lTtalia era tagliata in due (Bari 1948; „Toen It. in tweeën gesneden was”). Een uiterst verzorgde bibliografie van Cr. brengt Franco Laterza, Bibliografia, in L’Opera filosofica storica e letteraria di B. Cr.

Saggi di scrittori italiani e stranieri e bibliogr., dal 1920 al 1941 (Bari 1942). Een tweede bibliografie: Aldo Mautino, in La formazione della filos. politica di B. Cr. (Torino 1941).

Lit.: G. Prezzolini, B. Cr. (Napoli 1909); H. W.

Carr, The Philosophy of B. Cr.: The Problem of Art and History (London 1917); G. Castellano, Introduzione allo studio delle opere di B. Gr. (Bari 1920); F.

Flora, B. Cr. (1927); A. M. Fraenkel, Die Philos.

B. Cr. ’s und das Problem der Naturerkenntnis (1929); G. Calogero en D. Petrini, Studi Crociani (Rieti 1930); Hans Barth, Fluten u.

Damme (1943).

< >