hoofdstad van de gelijknamige Italiaanse provincie, de derde grote stad van de republiek en de voornaamste industrie- en handelsstad van Zuid-Italië, met 1 030 000 inw., ligt aan de Golf van Napels, tegen een zacht glooiende heuvelreeks. Kaap Miseno, Procida en Ischia vormen aan de ene zijde, de landtong van Sorrento, in kaap Campanella uitlopend, en het eiland Capri aan de andere de natuurlijke beschutting, de prachtige Golf, tegen de open zee.
De stad beslaat een uitgebreid kustgebied. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur bedraagt er 15,8 gr., de gem. Jan.temp. 5,8 gr., die van Juli 35,8 gr. C. Het verschil in ochtend- en avondtemp. is groot. Er valt per jaar gem. 900 mm regen op totaal 170 regendagen, vnl. in het winterhalfjaar.Stadsbeeld
De stad wordt door een bergrug (Monte Calvario), op welks hoogste gedeelte het fort St Elmo ligt, terwijl hij eindigt in de heuvel Pizzofalcone in het rotseiland van het Castel dell’Ovo, in twee grote, zeer verschillende delen gescheiden. Onder de Pizzofalcone is in 1928 een 560 m lange tunnel (Galleria della Vittoria) ter verbinding van beide stadsdelen aangelegd. Ten O. van de heuvelrug ligt het oudste en grootste gedeelte met de haven en de baai, naar de zijde van de Vesuvius en ten W. het nieuwe gedeelte.
Napels vertoont in de binnenstad in het regelmatig, rechthoekig verloop van haar straten nog de plattegrond van de Griekse en Romeinse stad, die zich uitstrekte tussen Castel Capuano (O.) en Via S. Sebastiano (W.), Via Settembrini (N.) en S. Giov. Maggiore en S. Annunziata (Z.). Overigens is de topografie niet zeer overzichtelijk, door de stelselloze aanbouw van buitenwijken die, naast enorme gebouwen en ruime pleinen, nauwe straten en zeer onaanzienlijke huizen bezitten.
In de Middeleeuwen hadden enkele kleine muuruitleggingen plaats, maar pas in 1484 kwam een belangrijke uitbreiding in het O. en in 1501 en 15331549 werden in het W. nieuwe muren gebouwd, zodat toen de stad van S. Lucia tot Castel Nuovo en forte Sperone in het Z. tot voorbij Porta Capuana in het O., tot Porta S. Gennaro, Piazza Dante en Osp. S. Trinita in het N., tot S. Maria Apparente en om Pizzofalcone heen in het O. ommuurd was.
Van de poorten zijn er vier over: Porta del Carmine, Alba, Nolana, Capuana, waarvan de laatste een Renaissancegevel bezit. Verder zijn er vijf kastelen bewaard: Castel S. Elmo, dell’Ovo, Nuovo, del Carmine, Capuano. Ondanks het verbod buiten de muren te bouwen, dat pas in 1717 werd opgeheven, ontstonden daar toch op goed geluk nieuwe wijken. In de Baroktijd onder de Spaanse overheersing werden vele kerken, kloosters en paleizen gebouwd. Het enorme Palazzo Reale, naast Castel Nuovo, liet de onderkoning in 1601 door Fontana bouwen, voor een bezoek van koning Philips III van Spanje, dat achteraf niet doorging.
Maar aan de latere koning Karel III van Spanje dankt Napels zijn meeste beroemde instellingen: het Teatro S. Carlo, lang het grootste ter wereld, de Koninklijke Bibliotheek (door de Duitsers in 1943 verbrand), de Academie van Wetenschappen, het latere Museo Nazionale, met de Farnese-verzameling uit Parma en met de oudste vondsten uit Pompeji en Herculanum, en het Palazzo Reale di Capodimonte. Architecten waren Sanfelice, Fuga en Vanvitelli, welke laatste het Foro Carolino bouwde. Op de Piazza Dante personifiëren nog 26 beelden, op een in 1757 ter ere van koning Karel III opgerichte balustrade, de eventuele deugden van deze vorst. In de 19de eeuw werd de baai naar de M. Posilippo toe bebouwd en verder de M.
Vomero. Na de choleraepidemie van 1883 heeft men door de massa van het lager gelegen stadsdeel enkele doorbraken gemaakt, onder het fascistisch regime is men met systematische sanering begonnen.
Van de 400 kerken is het overgrote deel Barok of Barok verbouwd. De belangrijkste is de dom, gewijd aan S. Gennaro of Januarius (gebouwd 1294-1393), een meermalen verbouwde Gothische kerk. Naast deze staat de oorspronkelijke kathedraal S. Restituta, waarvan het baptisterium, uit de 5de eeuw, nog mozaïeken uit die tijd bezit. S.
Maria Donnaregina (13de eeuw) is van belang om de beroemde cyclus fresco’s van Pietro Cavallini (ca 1315). Eveneens Gothisch, uit de tijd van de Anjoux, zijn S. Giovanni a Carbonara (1344) en S. Chiara. De laatste, in overladen Barokstijl verbouwd, is in Wereldoorlog II grotendeels vernietigd, maar wordt thans in Gothische stijl hersteld.
Tot de Renaissance behoort de kerk van Monte Oliveto, ofwel S. Anna dei Lombardi, 1411 begonnen, door Andrea Ciccione afgemaakt. Zij bevat Renaissancemonumenten, evenals S. Domenico Maggiore, waarvan overigens de sacristie, met plafondschilderingen van Solimena, het belangrijkst is. Het fraaiste monument van de Renaissance behoort tot de profane bouw, nl. de elegante triumfboog van Allonso I, die, geklemd tussen twee torens van het onvriendelijke Gastel Nuovo, waarschijnlijk gemaakt is naar plannen van Fr. Laurana (1453-1467).
Een eigen stijl ontwikkelde zich pas tijdens de Barok, die zich hier speciaal uit in het decoratieve en, in tegenstelling tot Rome, geen grootste ruimten schept. Te noemen zijn S. Giacomo degli Spagnuoli, Gesu Nuovo, in de zgn. Jezuïetenstijl gebouwd, en S. Severino e Sosio. Uit de 18de eeuw zijn de al genoemde Bourbon-gebouwen, uit de 19de de Galerij, gelijkend op die in Milaan, terwijl uit de 20ste eeuw het in donker marmer opgetrokken postkantoor met cirkelronde voorgevel het opmerkelijkste gebouw is.
Handel en nijverheid
Napels, de tweede haven van Italië, is een belangrijke agrarische marktplaats. De zeer gevarieerde locale industrie verwerkt enerzijds landbouwproducten van de vruchtbare vlakte van Campanië (o.m. wijn, olijven, graan, hennep, katoen, kastanjes, peulvruchten, groenten) anderzijds over zee aangevoerde grondstoffen. Er is een omvangrijke ijzeren staalindustrie (de bedrijven te Bagnoli behoren tot de grootste van Italië), naast verwerking van koper, brons en lood. De voornaamste tak van zware industrie is de scheepsbouw. Ook is Napels bekend voor het vervaardigen van locomotieven. Van grote betekenis is de levensmiddelenindustrie, (deegwaren, als macaroni, voorts eetbare oliën, conservering van groenten en vruchten, vooral van tomaten).
Grote chemische fabrieken zijn gevestigd te Napels zelf en te Bagnoli en Portici, terwijl er tevens zeep en glycerine vervaardigd worden. De stad telt bovendien nog grote katoen-, rayon-, jute- en hennepverwerkende bedrijven. Als tak van de kledingindustrie moet in het bijzonder de vervaardiging van leren handschoenen genoemd worden. Het grote toeristenverkeer biedt een belangrijke afzet voor de vele artikelen, die te Napels uit lava, hout, koraal en schildpad worden gemaakt. In de omgeving van de stad zijn vele steengroeven, die o.m. het „pozzolano” leveren, waaruit een cementsoort, vooral gebruikt bij waterbouwkundige werken, vervaardigd wordt.
Napels heeft scheepvaartverbindingen naar alle delen van de wereld. Naast een grote goederenomslag heeft de haven tevens een groot reizigersverkeer. De stad is tevens een centrum van vele nationale scheepvaartlijnen. De invoer omvat o.m. steenkolen, cokes, minerale oliën, granen, voedingsmiddelen, metalen, hout, chemicaliën, bouwsteen, cement, plantaardige vezels, cellulose en textiel. Uitgevoerd worden vooral vruchten, groenten, tarwe, meel, minerale oliën, cement, steenkolen, cokes, metalen en textiel. Een uitgebreid net van spoor- en landwegen verbindt de stad met het binnenland. Napels is tevens een centrum van betekenis in het luchtverkeer.
Geschiedenis.
Napels, nl. de stad en het (voormalige) koninkrijk, kan bogen op een uitermate rijke historie, echter veel vaker als object dan als subject van geschiedenis. Het „Neapolis” der Oudheid, d. i. nieuwe stad, werd als Griekse kolonie in Campania gesticht (nabij lag Palaeopolis, de „oude” stad), vermoedelijk door kolonisten uit het naburige Cumae (aldus Strabo); het sloot zich in 326 v. Chr. bij Rome aan, doch behield tot in Laatromeinse tijd zijn Grieks cachet. In de vroege Middeleeuwen behoorde het tot het Byzantijnse exarchaat, echter was het van de 9de-1 ide eeuw in het bezit van zekere zelfstandigheid. Met de verovering door de Noormannen (Roger II, in 1130 tot koning van Napels en Sicilië gekroond) gaat de stadshistorie in die van het koninkrijk Napels op. Na de dood van de bastaard van de laatste Noorman, Willem II (1166-’89), kwam de kroon aan keizer Hendrik VI, gemaal van diens erfgename Constanza, en daarmee aan de Hohenstaufen.
Onder het krachtige bewind van Frederik II (1220-’50) beleefden land en stad een culturele bloeitijd (stichting der universiteit, 1224). Frederiks onwettige zoon Manfred viel in de slag bij Beneventum tegen de in ’s pausen opdracht strijdende Fransen (1266, vgl. Dante’s Purg. II), waarmee de heerschappij der Anjou’s onder Karel I (1268-’85, op het intussen als leen verworven Sicilië beëindigd door de Siciliaanse Vesper, 1282) werd gesticht.
Door de overwinning van Alfonsus I (14431458), een groot bevorderaar der kunsten en wetenschappen en rechtvaardig vorst, kwam Napels aan het huis Aragon en werd opnieuw met Sicilië verenigd. De periode der Spaanse vice-koningen (1503 -1738, de beroemdste: Don Pedro de Toledo) bracht Napels onder directe, politieke en culturele, invloed van Spanje, onder herhaaldelijk verzet tegen de Inquisitie en met als bekendste intermezzo de — mislukte — opstand van het lagere volk onder Masaniello (1647). De dynastie der Bourbons werd ingeluid door koning Karel III , jongere zoon van Philips V van Spanje (1734-’59) in de geest der Verlichting. Het rijk omvatte ook toen het koningschap over Sicilië, dat overigens in de 18de eeuw steeds sterker onder Engelse invloed kwam. Aan de eerste Bourbon-koningen dankte de stad zeer veel belangrijke stichtingen (z hiervoor) ; de armoede bleef evenwel groot, de volksontwikkeling gering, de veiligheid precair. Nog eenmaal werd Napels een afzonderlijk rijk.
Onder Ferdinand IV (1759-1825) nam Napels nl. aan de coalitie-oorlogen tegen Frankrijk deel: na een kort verzet werd hij verslagen, hij en zijn gezin vluchtten naar Sicilië, generaal Championnet stichtte de kortlevende Parthenopeïsche Republiek (20 Dec. 1798), en van 1806-1815 maakte — na een bloedige, nog vreselijker onderdrukte, revolte van het gepeupel in 1799 tegen de oude onderdrukkers, en nadat Ferdinand, sinds Austerlitz tot Napoleons vijanden overgegaan, vervallen was verklaard, „Le royaume de Naples a cessé d’exister” — Napels deel uit van de Franse machtssfeer, eerst onder Napoleons broer Jozef, dan onder Joachim Murat. Pas in 1815 kwam Napels opnieuw aan de Bourbons: Ferdinand IV (sinds de vereniging met Sicilië op 8 Dec. 1816 Ferdinand I) van 1815-1825, dan Frans I (1825-’30), eindelijk Ferdinand II (1830-’59), onder wier absolutistische regimes de revolutionnaire bewegingen van 1821 (Guglielmo Pepe) en 1848 uitbraken. Onder Frans II hielden Napels en Sicilië op zelfstandige politieke eenheden te zijn; in 1860, na de veldtocht van Garibaldi, werden beide met Italië verenigd (z hier ook Sicilië, geschiedenis). In Wereldoorlog II had de stad Napels vreselijk van geallieerde bombardementen te lijden (havengebied, kerk S. Chiara, kerk S. M. del Carmine enz.), en van de Duitsers na het begin der campagne bij Salerno; de stad werd op 7 Oct. 1943 bevrijd, waarbij het lagere volk een gehele divisie S.S. opruimde.
Lit.: A. H. Norway, Naples, Past and Present (1905); L. Lubrano, Libri ed opuscoli su Napoli (Napoli 1919); E. Hutton, N. (London 1924); A. Ippel, Neapel (Leipzig 1927, Berühmte Kunststätte, 77/78); G.
Headlam, The Story of N. (London 1927); A. Grifeo. Napoli e i suoi dintorni (1928, Duitse vert.: N. und seine Umgebung, 1930); B. Croce, Storia del regno di N. (Bari 1929); G. Doria, Storia d’une capitale: N. delle origini al 1860 (Napoli 1935); R. Pane, Architettura del rinascimento in N. (Napoli 1937); B.
Seipp, N. und Sizilien als Land der Griechen erlebt (Leipzig 1938); R. Pane, Architectura dell eta barocca in N. (Napoli 1939); G. T. Romani, The Neapolitan Revolution of 1820/’21 (Evanston, III., 1950).