een gemeente in de provincie Gelderland, aan de linkeroever der Maas, ten Z.W. van Nijmegen, beslaat een oppervlakte van 702 ha en telt (1946) 581 inw., voor ong. 80 pet R.K. De bodem bestaat uit klei.
Bouw- en grasland nemen ieder de helft van de cultuurgrond in. Landbouw is hoofdbestaansmiddel.Het stadje Batenburg had eertijds twee poorten en was toen door brede grachten omringd; thans bestaat het uit slechts één straat. De Ned. Hervormde en de R.K. kerk behoren tot de belangrijkste gebouwen. De Ned. Herv. kerk, de vroegere St Victor, is een driebeukig bakstenen gebouw met ingebouwde toren; het koor is afgebroken; 14deeeuwse doopvont. Van het ca 1600 gebouwde en op 26 Oct. 1794 afgebrande slot bestaan nog delen van de ringmuur met bastions en spie-torentjes, een ronde toren en een fragment van het poortgebouw.
De bannerheerlijkheid Batenburg in het Land van Maas en Waal behoort tot de voormalige bannerheerlijkheden van Gelderland. Op het kasteelterrein vond men in 1686 de resten van een antieke tempel, volgens de overlevering gewijd aan Mars Victor, een naam. welke ongetwijfeld verband houdt met Batenburgs parochiepatroon St Victor. Aan den H. Willibrord herinnerde een put. Op 26 Oct. 1794 brandde het kasteel uit en gingen belangrijke archiefstukken verloren. In de voorzaal prijkte de spreuk: „Godt is mijn Hoorn, Baet en Burgh”.
Door het huwelijk van Willem van Bronckhorst met Johanna van Batenburg in 1315 kwam de bannerheerlijkheid aan het geslacht Bronckhorst, dat ook Anholt, Gennep, Gronsveld en Steyn bezat. Drie eeuwen later ging Batenburg ten gevolge van het huwelijk van Johanna van Bronckhorst, dochter van Maximiliaan, met Johan, graaf van Hornes (Hoorne of Horn), heer van Kessel, in diens geslacht over, terwijl hun kleindochter Isabelle Justine de bannerheerlijkheid door haar huwelijk met Ernst graaf van BentheimSteinfurt, in 1701, aan het latere vorstenhuis van Bentheim heeft gebracht. Uit het geslacht Bronckhorst-Batenburg zijn vooral bekend de vier gebroeders Willem, Karei, Dirken Gijsbert als ondertekenaren van het smeekschrift der edelen. Gijsbert werd in 1568 te Brussel onthoofd. De bannerheerlijkheid was een rijksleen. Desalniettemin konden de heren zich niet als souvereine gebieders handhaven, maar hebben zij zich aan de Gelderse souvereiniteit onderworpen.
De heerlijkheid omvatte de huidige gemeente Batenburg, waarin het stadje van die naam, alsmede tot omstreeks 1612 Horssen en Leur. De te Batenburg geslagen munt was berucht.
Lit.: J. Pfeil, De vier Batenburgen en Batenburg (Utrecht 1855); Gomarius Mes, Iets over het Slot te Batenburg, in: De Katholiek, dl 94, nieuwe reeks, 6de dl (1888), blz. 180; C. A. Hiebendaal, Eenige bijzonderheden betreffende het Slot te Batenburg in Bijdragen en Mededeelingen der Ver. Gelre, XXVI blz. 165; D. P.
M. Graswinckel, Het Archief van het Kasteel Batenburg, in: Verslagen omtrent ’s Rijks Oude Archieven (1925) dl II, blz. 121.