Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bamboeti

betekenis & definitie

heet een der talrijkste groepen van de Centraalafrikaanse Dwergvolken of Pygmeeën*. Zij leven in het oostclijk Kongogebied in het stroomgebied van de Itoeri.

Hun aantal wordt op 30 a 45 000 geschat, waarvan ca de helft van gemengden bloede. Binnen de groep der Bamboeti onderscheidt de Pygmeeënkenner Schebesta nog de Aka. Basoea en Efé. welke laatsten het meest raszuiver zijn.De Bamboeti negertjes te noemen is wel zeer bezwaarlijk. Daarvoor verschillen zij te veel in hun uiterlijk van den Neger. Hun huidskleur, lichaamsbeharing, gelaatsuitdrukking en ook hun zeer penetrante lichaamsgeur is anders dan die van den Neger. Hoewel klein van stuk (de mannen gemiddeld niet groter dan 1,50 m) maken zij geenszins de indruk van een gedegenereerd ras te zijn.

Hun middel van bestaan is het verzamelen en jagen in het tropisch oerwoud. Zij hebben geen aanplantingen noch veeteelt. Hun enig huisdier is de hond, die hen op de jacht vergezelt. Gejaagd wordt met (vergiftigde) pijl en boog op antilopen, wilde varkens en apen. Een enkele maal wagen zij zich aan de olifantenjacht met korte stootspeer, die zij van de Negers krijgen. Honingzoeken is de meest geliefkoosde bezigheid.

De vrouw verzamelt het plantaardig voedsel. Rupsen en termieten zijn een gezocht voedsel.

Hun middel van bestaan brengt een zwervend leven mede. Zelden blijven zij langer dan een maand in dezelfde nederzetting. Deze bestaan uit een 5-50 bladerhutten, door de vrouw uit rondgebogen takken en bladeren gevormd. Hun kleding bestaat uit niet veel meer dan een lendengordel. Geheel naakt gaan zij echter niet.

De kern van de sociale samenleving is het monogame gezin. Polygamie is hoge uitzondering. Pygmeeën-groepen leven wel samen met Negergroepen. Zij ruilen dan producten van de jacht o.a. ivoor) tegen bananen. Al gevoelt de Neger zich superieur, er is geen sprake van dat de Bamboeti een soort van onderdanen der Negers zijn. Daarvoor blijven zij te onafhankelijk.

In de religie der Bamboeti speelt een hoogste godheid een zekere rol. Het is daarom dat men wel van „oermonotheïsme” spreekt. Het is overigens zeer moeilijk juist t.a.v. hun religieuze en magische praktijken en voorstellingen nadere nauwkeurige kennis te verkrijgen.

PROF. DR H. TH. FISCHER

Lit.: P. Schebesta, Bambuti, Die Zwerge vom Kongo (1932); ld., Beiden Ituri-Bambuti, Mitt. bl. d. Ges. f. Völkerk. (1936); I d. Les conceptions religieuses des Pygmées de PIturi, Congo XII (Ï93Ï); ld., Die Efe-Pygmaen, AnthroposXXV (1930).

< >