Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bagdad

betekenis & definitie

(Arab.: Baghddd), sedert 1920 de hoofdstad van het toen nieuw gevormde koninkrijk Irak, ligt op 33° ig' N.Br. en 440 44' O.L. aan de Tigris en telt (1940) 290 000 inw. De stad is vooral bekend als hoofdstad van het rijk der Abbasiedische kaliefen, die er van 762-1258 geresideerd hebben.

Haar stichter was kalief al-Mansoer in 762; officieel werd zij genoemd ,,Madinat alSalam” (stad des Heils); de naam Bagdad zelf is Iraans („geschenk Gods”) en moet eigen zijn geweest aan een daar gelegen vroegere localiteit, maar het voorkomen van de naam in een oudere periode is niet met zekerheid aan te wijzen. Oorspronkelijk is de stad alleen op de westelijke Tigrisoever gesticht; daarna heeft zij zich snel uitgebreid en op den duur ook de oostelijke oever (waar eerst alleen de kaliefenpaleizen lagen) ingenomen; tegenwoordig ligt bijna de gehele stad aan de oostzijde van de Tigris. Gelegen in het hete woestijnklimaat (Aug. 33,6 gr. C., Jan. 9,3 gr. C., jaargemiddelde 21,8 gr. C.; jaarlijks 23 cm neerslag), vormt de door dadelpalmbossen omgeven oude handelsstad het eindpunt van de Bagdadspoorweg en het begin van de stoomscheepvaart op de Tigris.

Zij is stapelplaats voor de producten van Iran (tapijten, saffraan) en voor de producten der nabije rijke oases (dadels, sesam, rijst, opium). Boven de vlakdakige bakstenen huizen steken de minarets der ruim 100 Sji’ietische moskeeën uit; in de nauwe straten heerst druk volksgewoel.Geschiedenis.

Reeds omstreeks 800, toen Haroen al-Rasjid er regeerde, was Bagdad een millioenenstad geworden en zij is dat gebleven tot de inneming door de Mongolen onder Hoelagoe op 17 Jan. 1258. Behalve een militair en handelscentrum was de stad ook eeuwenlang het middelpunt van geheel het Mohammedaanse cultuurleven. Van door de kaliefen opgerichte bouwwerken is intussen zo goed als niets meer over ten gevolge van de ondergane verwoestingen. Na de verovering en plundering was het uit met de oude heerlijkheid; wel is Bagdad in de 14de en 15de eeuw de residentie geweest van locale Turkmeense dynastieën, maar het wisselde voortdurend van meester; ook Timoer Lenk heeft deze stad niet gespaard, toen hij haar in 1401 veroverde. In 1534 viel Bagdad in handen van de Osmanen; van 1623-1638 was zij door de Perzen onder Abbas den Grote bezet. De Osmaanse sultan Moerad IV slaagde er eindelijk na grote inspanning in haar te heroveren. Zij bleef nu in Turkse handen, en wel tot in Wereldoorlog I.

Wereldoorlog I en II.

In Nov. 1914 waren de Engelsen in Mesopotamië bij Basra geland. Zij wilden Bagdad nemen, om daarmede indruk te maken op de Mohammedaanse wereld. Onder generaal Townshend rukten zij op langs de Tigris, door kanonneerboten die de rivier opvoeren gesteund, maar zij hadden met grote moeilijkheden, als gevolg van de terreingesteldheid, de hitte en gebrek aan water te kampen. Nabij Bagdad hadden de Turken een aanzienlijke troepenmacht verzameld. Op 21 Nov. 1915 kwam het bij Ktesiphon, ten Z. van Bagdad, tot een treffen, waarbij de Engelsen een nederlaag leden. Zij trokken terug op Koet-el-Amara, waar zij echter door de snel oprukkende Turken werden omsingeld.

Een ontzetpoging onder generaal Aylmer mislukte. Op 28 Apr. 1916, na een beleg van vijf maanden, moesten de Engelsen zich overgeven. Zij wilden nu zo snel mogelijk wraak nemen, daar door de gevoelige nederlaag hun aanzien in de Arabische en Mohammedaanse wereld een ernstige schok had gekregen. Daarom troffen zij uitgebreide voorbereidingen voor een nieuwe veldtocht. Eind 1916 konden zij weer tot het offensief overgaan. Zij maakten zich onder generaal Maude meester van Koet-el-Amara en veroverden op ii Mrt 1917 de oude kaliefenstad Bagdad.

De Turken trokken terug tot ten N. van Samarra. Eind Sept. 1918 gingen de Engelsen opnieuw tot de aanval over — in samenwerking met de geallieerde troepen in Palestina en Syrië — en veroverden in Nov. Mosoel.

In Wereldoorlog II werd Bagdad op 5 Apr. 1941, als gevolg van een staatsgreep, door den Engels-vijandigen Rasjid Ali el Gailani bezet. De Duitsers steunden Gailani door het zenden van vliegtuigen, troepen en strijdmiddelen per vliegtuig, via de vliegvelden van Syrië. Indien de Duitsers hier vaste voet hadden kunnen krijgen, was de Engelse positie in het Midden-Oosten zeer gevaarlijk geworden. Niet alleen was Turkije dan geheel geïsoleerd geweest, maar bovendien zouden de Duitsers via de Perzische Golf aan de Indische Oceaan hebben gestaan en zou een aanval op Br.Indië niet meer tot de onmogelijkheden hebben behoord. Bovendien verloren de Engelsen dan tevens de olie van de olievelden bij Mosoel die met de grote pijpleiding naar de Middellandse Zee werd geleid en werden verder de olievelden in Zuid-Iran bedreigd. Door snel ingrijpen der Engelsen, die reeds op 7 Apr. 1941 troepen aan wal zetten te Basra, welke voortdurend werden versterkt, werd dit gevaar bezworen.

Op 2 Mei begonnen de Engelsen hun opmars. Op 1 Juni werd Bagdad bezet. Gailani was reeds gevlucht. Een nieuwe regering werd gevormd onder Djemil Hadfai, die Engels-gezind was.

In de Turkse tijd was Bagdad steeds meer in verval geraakt, wat grotendeels aan algemene economische omstandigheden moet worden toegeschreven. De meerderheid der bewoners is ook nu nog Mohammedaans, alhoewel het aantal Joden tussen 40 000 - 50 000 bedraagt. De Mohammedanen zijn voor de helft Sji’ieten.

Tegenwoordig zijn van de vroegere Oosterse stad in wezen slechts een paar wijken en enkele moskeeën over; het zuiverst locaal karakter heeft de „voorstad” Hilla nog bewaard en even buiten Bagdad (ten N.) ligt het dorpje Kazimein met een zeer beroemde Sji’ietische moskee en bedevaartplaats. Vooral gedurende de jaren vlak voor Wereldoorlog II en ook nog in de eerste tijd van deze oorlog is de stad snel gemoderniseerd: autowegen, watervoorziening enz. Met het jaar belangrijker wordt het sinds 1925 opgerichte Staatsmuseum voor Mesopotamische Oudheden, waarin ongeveer al de jongere opgravingen in heel Irak zijn vertegenwoordigd.

Lit.: G. Le Strange, Baghdad during the Abbasid Caliphate (Oxford 1901); Cl. Huart, Histoire de Bagdad dans les temps modernes (Paris 1901); E. S. Stephens, By Tigris and Euphrates (London 1923); R. Coke, B.» the City of Peace (London 1927).

< >