Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

B.c.g

betekenis & definitie

afk. v. Bacille Calmette Guérin, is een stam van bovine (runder-) tuberkelbacillen, die door jarenlang voortkweken op een glycerineaardappelvoedingsbodem met gal dusdanig is verzwakt, dat hij zijn virulentie (ziekteverwekkende kracht) heeft verloren (Calmette en Guérin, 1906).

Bij proeven op dieren bleek deze stam dan ook niet meer in staat te zijn tuberculose* te verwekken, wel echter hadden de dieren, die met deze B.G.G.-stam waren ingespoten, een positieve tuberculinereactie verkregen en bleken zij een hogere weerstand tegen een besmetting met virulente tuberkelbacillen te bezitten dan contróledieren. Daar dit met gedode tuberkelbacillen onmogelijk te bereiken is, werd op grond van deze bevindingen in 1921 voor het eerst door Calmette en zijn medewerkers een vaccin van deze B.C.G.cultuur gebruikt om een pasgeboren kind, dat aan een zeer sterke besmetting met tuberkelbacillen in zijn omgeving zou blootstaan, te immuniseren. Na deze eerste poging is in Frankrijk een belangrijk aantal kinderen met B.G.G. gevaccineerd, welk voorbeeld later in een groot aantal landen is gevolgd.De cultuur moet onder de grootste voorzorgen in een speciaal daarvoor bestemd laboratorium bereid worden. In Nederland geschiedt dit in een afdeling van het Centraal Laboratorium voor de Volksgezondheid te Utrecht. In deze afdeling mogen geen andere tuberkelbacillen worden gekweekt om verwisselingen te voorkomen; het laboratoriumpersoneel wordt tevoren op tuberculose onderzocht en moet tijdens de werkzaamheden maskers dragen. Wanneer aan deze eisen niet wordt voldaan, kan de veiligheid van het B.C.G.-vaccin ernstig in gevaar gebracht worden. Dit is gebleken in Lübeck (1930), waar het vaccin, door grove onachtzaamheid met levende, virulente tuberkelbacillen verontreinigd, toegediend werd aan 249 pasgeborenen. Van deze kinderen zijn er 73 binnen enkele maanden aan tuberculose overleden, hetgeen natuurlijk grote beroering heeft gewekt en deze methode van voorbehoeding, ten onrechte, enige tijd in discrediet heeft gebracht.

Wordt het B.C.G. zorgvuldig bereid en toegediend, dan is het voor de mens volkomen onschadelijk. Calmette nam aan, dat het darmslijmvlies in de eerste 10 levensdagen gemakkelijk doorlaatbaar is, zodat het B.C.G. aan pasgeboren kinderen met een lepeltje kan worden ingegeven. Bij oudere personen, die nog niet met tuberkelbacillen besmet blijken te zijn, kan het ook door de mond worden gegeven, maar meestal wordt het bij hen door schrapjes op de huid gegeven dan wel in of onder de huid ingespoten. Na 1 à 2 maanden wordt dan de tuberculine-reactie positief. Blijft deze echter na de vaccinatie negatief, dan moet zij worden herhaald. De duur van de aldus verkregen hogere weerstand is niet met zekerheid bekend, maar zal ongeveer 5 à 6 jaar zijn; na die tijd kan overwogen worden, opnieuw te vaccineren.

De vaccinatie met B.C.G. geeft geen absolute onvatbaarheid voor tuberculose, wel een verhoging van de weerstand, zodat een eventuele natuurlijke besmetting kan worden overwonnen. Bij kinderen, die in hun omgeving aan een directe besmetting met tuberkelbacillen blootstonden, is het vaccin zeer werkzaam gebleken. Eveneens is het een krachtig hulpmiddel bij de bescherming van jeugdige personen, die uit hoofde van hun beroep veel in aanraking komen met tuberculosepatiënten, zoals verpleegsters en medische studenten.

In 1925 heeft Calmette o.a. aan Nederland een B.C.G.-cultuur afgestaan om het vaccin verder te beproeven. Nadat deze cultuur hier zorgvuldig was onderzocht, is het B.C.G. aan enkele duizenden kinderen toegediend. Op het Districtsconsultatiebureau te Amsterdam zijn de resultaten van deze vaccinatie van pasgeborenen in een besmette omgeving zorgvuldig bestudeerd. Van het vaccin werd geen schadelijke bijwerking gezien en het kon worden bevestigd, dat in gezinnen, waar kinderen aan een tuberculeuze infectie blootstaan, de sterfte aan deze ziekte onder de kinderen, die B.C.G. gehad hadden, opvallend veel lager was dan bij niet-gevaccineerde kinderen. Veelzeggend zijn ook de waarnemingen van Heimbeck (Oslo). Deze entte een groot aantal leerling-verpleegsters, die een negatieve tuberculine-reactie hadden, met B.G.G.

Van deze verpleegsters reageerde een groot gedeelte enige tijd na de vaccinatie positief, de overigen behielden een negatieve tuberculinereactie en bij haar moest de vaccinatie dus als mislukt worden beschouwd. Onder deze negatief reagerende groep bleek later 13 maal zoveel tuberculose voor te komen als onder de groep, die door de vaccinatie een positieve tuberculinereactie en dus een verhoogde weerstand had verkregen. Het B.C.G. wordt dan ook als een waardevol hulpmiddel beschouwd bij de bestrijding van

der belangstelling van een aantal de nieuwere kunst toegedane kringen. In 1894 gaf hij met Henry Harland de eerste aflevering van The Tellow Book uit, waarin zijn illustratiekunst hoogtij vierde. Tevens verluchtte hij Oscar Wilde’s Salome. De samenwerking met Harland duurde nauwelijks een jaar. Daarna bleef hij voor zichzelf als boek-illustrator en ontwerper van affiches werkzaam. 1896 wordt algemeen als zijn meest vruchtbare jaar aangezien. Ondanks snel afnemende gezondheid voltooide hij zijn knappe Volpone-tekeningen en begon met voor Smithers The rapé of the lock te illustreren.

Zijn zwak gestel noopte hem de hoofdstad te verlaten: in de winter van i8g6/’97 verbleef hij te Bournemouth, in Mrt 1897 werd hij Rooms-Katholiek. Over Parijs trok hij naar Mentone en werd daar in zijn laatste ziekte met toewijding door zijn moeder verpleegd. Hij stierf er een geheel rustige dood.

Zijn illustratiekunst was over-verfijnd, gevoed door een oververzadigd zinnenleven, neigde tot ziekelijkheid en treftsteeds nog door vast en elegant lijnenspel en decoratief effect. Ze is niet naturalistisch, springt door scherpe omtrekken, het ontbreken van schaduwwerking en door een veelvuldig contrast van zwart tegen wit onmiddellijk in het oog. Een bijzondere verfijning verleende hij aan de stofbehandeling (kant en doorschijnende stoffen) door zijn puncteermethode. Zijn invloed op de moderne illustratiekunst is zeer groot, maar door talrijke middelmatige navolgers, vooral in Duitsland, werd ze in discrediet gebracht en droeg veel bij tot het ontstaan van de zgn. „Jugendstil”.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: Arth. Symons, A. B. (London igo5);Mabel BeardsleyWright in Thieme-Becker, Kiinstlerlex. III, m vlg.; John B. Knipping, Inl. tot de Eng. Kunst (Amsterdam 1947), 153 vlg., waar ook nieuwere lit.

< >