Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ASSUR-UBALLIT

betekenis & definitie

eigenlijk: Asjsjoer-oeballit („de god Assur heeft in het leven geroepen”) was de naam van twee Assyrische koningen:

Assur-uballit I (omstr. 1363-1328 v. Chr.) was een tijdgenoot van den Egyptischen ,,ketter koning” Amenhotep IV (Ichnaton). Hij gebruikte de zwakte van Egypte onder de regering van dezen filosoof op de troon der Pharao’s tot versteviging der Assyrische macht. Gedurende zijn 36 jaar lange regering is het hem gelukt voor Assyrië hetzelfde te worden en te bereiken als zijn grote voorloper en voorbeeld Hammoerabi voor Babylonië. Ook hij heeft (evenals Hammoerabi) aan zijn volk een wet gegeven, en ook zijn correspondentie is gedeeltelijk teruggevonden. In zijn brieven aan den Pharao (J.

A. Knudtzon, Die El-Amarna-Tafeln, No 15 en 16) correspondeert hij rechtstreeks met deze als gelijkgerechtigde „broeder” — terwijl toch nog zijn voorgangers niet veel anders waren dan vazallen van het rijk Mitanni of van Babylonië — en spreekt hij van een geregeld verkeer tussen de „verre landen” Egypte en Assyrië. Inderdaad spreekt nog zijn achterkleinzoon Adad-nirai I met trots van deze „koningsgroet”, die blijkbaar gelijkstond met een onafhankelijkheidsverklaring. Dat dit de naijver moest gaande maken van den Babylonischen koning, die zich in een van zijn brieven bitter daarover beklaagt (Knudtzon, No 9), is begrijpelijk. Assur-uballit echter wist van de algemene verwarring na de vermoording van den Mitanni-koning Toesjratta (den schoonvader van Amenhotep III) gebruik te maken: hij veroverde de stad Nineve en een groot gedeelte van Boven-Mesopotamië en hij heeft deze stad (die van nu af de tweede en later de eerste stad van Assyrië werd), prachtig herbouwd. En ten slotte verovert en beheerst hij zelfs het trotse Babylon.

Hij plaatst eerst zijn kleinzoon (zoon van zijn dochter en den Babylonischen kroonprins, die aan zijn hof opgevoed was) op de troon van Babel en verovert daarna, toen deze vermoord was, de stad Babylon en regeert van nu af ook over Babylonië in naam van een onmondigen achterkleinzoon. Het Assyrische wetboek (nu in het Berlijnse Museum, geschreven op twee in Assur gevonden kleitafels) moet aan zijn tijd en aan zijn initiatief worden toegeschreven. Bewaard zijn vooral de bepalingen omtrent het familierecht en het strafrecht. Het is buitengewoon belangwekkend deze wet te vergelijken met de (drie en een halve eeuw oudere) wet van Hammoerabi en de (wellicht niet meer dan één of twee eeuwen jongere) wet van het bijbelse Verbondsboek (Exodus 21-24).

Assur-uballit II, de laatste uit het grote geslacht der Sargonieden. Zijn heldenmoed en zijn tragisch lot zijn ons pas bekend, sedert C. J. Gadd in 1923 een nieuwe kroniek met gegevens over de laatste jaren van het Assyrische rijk ontcijferde en publiceerde. Na de verwoesting van Nineve in 612 v. Chr. laat zich de jonge prins Assur-uballit in Harran tot koning van Assyrië uitroepen.

Hij weet zich, gesteund door Egypte en door de sympathie der kleinere Aramese gewesten enige jaren te handhaven, zelfs nadat hij Harrân aan de verenigde macht der Babyloniërs (Chaldeën) en Meden had moeten prijsgeven. Wellicht is hij (maar dat is onzeker) in de slag bij Karkemisj (Carchemish) tegen Nebukadnezar II gesneuveld.

PROF. DR F. M. TH. BÖHL

Lit.: Over Assur-uballit I: B. Meissner, Könige Babyloniens und Assyriens (Leipzig 1926), blz. 92-101; E. Ebeling e.a., Die Inschriften der altassyrischen Könige (Leipzig 1926), blz. 38-45; H. Ehelolf, Ein altassyrisches Rechtsbuch (Berlin 1922); P. Cruveilhier, Recueil de lois Assyriennes (Extrait du Muséon) (Paris 1926-1929); G. R.

Driver en J. C. Miles, The Assyrian Laws (Oxford 1935; Over Assur-uballit II: C. J. Gadd, The Fall ofNineveh (London 1923).

< >