Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Architectuur-schilderkunst

betekenis & definitie

is de schilderkunst, die het uit- of inwendige van gebouwen of van gedeelten van gebouwen tot onderwerp heeft. Zij kan daarbij uitgaan van de waargenomen werkelijkheid, dus van bestaande gebouwen; zij kan echter ook een fantasie-architectuur uitbeelden.

Strikt genomen zal men onder architectuur-schilderkunst alleen die schilderkunst verstaan, die gebouwen om huns zelfs wil uitbeeldt, doch het komt herhaaldelijk voor, dat in voortbrengselen van andere soorten schilderkunst de architectuur een tamelijk grote of zelfs hoogst belangrijke plaats inneemt. Zo kan een kunstenaar Bijbelse scènes bijv. in een kerkgebouw doen plaatsgrijpen.Architectuur-schilderkunst kwam tot op zekere hoogte reeds in de Oudheid voor. In de Pompejaanse muurschilderkunst vinden wij reeds vóór en tijdens Augustus architectonische onderdelen perspectivisch op de muur weergegeven (de 2de stijl). Later, wanneer deze schilderkunst sterker illusionnistisch wordt, worden ook architectuurfragmenten meer natuurlijk uitgebeeld (de 4de stijl).

De traditie van deze 4de stijl, voor zover het de uitbeelding van architectuur betreft, heeft zich, naar het schijnt, de middeleeuwen door voortgezet tot aan Giotto toe. In de schilderkunst van de 13de en 14de eeuw zien wij de bouwwerken meer aangeduid dan weergegeven. Giotto gebruikte dergelijke aanduidingen min of meer als coulissen op de verschillende plans van het toneel van handeling zijner figuren. De grootteverhouding tussen deze architectuur-aanduidingen en de voorgestelde personen is niet in overeenstemming met de werkelijkheid.

In de 15de eeuw wordt deze verhouding geleidelijk aan meer aangepast aan de realiteit, zowel in Italië als in de Nederlanden. De 15de eeuwse schilders laten gewijde taferelen soms plaatsgrijpen in kerken of geven op de achtergrond gehele gebouwen op natuurlijke wijze weer. Soms beeldt men daarbij zelfs bestaande bouwwerken, al dan niet met zekere variaties, uit, zo bijv. de gebroeders van Eyck op het Gentse altaar, met de aanbidding van het Lam Gods.

In Italië werd Piero della Francesca (± 1415-1492) zo gefascineerd door de toepassing van de perspectiefleer bij het uitbeelden van gebouwen, dat hij één of meer panelen schilderde, waarop alleen architectonische werken zijn weergegeven zonder toevoeging van figuren.

In Nederland is een typisch voorbeeld van architectuur-schilderkunst uit de 15de eeuw, in de meer strikte zin van het woord, het paneel in de St Bavo te Haarlem, dat deze kerk voorstelt. Het moet misschien als een soort maquette worden beschouwd, die aanduidt hoe men zich het bouwwerk dacht, wanneer het geheel en al voltooid zou zijn. Het schilderij wordt toegeschreven aan Geertgen tot St Jans. Dergelijke schilderijen werden toenmaals meer gemaakt. Enkele ervan zijn bewaard gebleven.

Jan Gossaert (Mabuse) wist de architectuur, waarin hij zijn figuren plaatste, perspectivisch zeer juist weer te geven. Wanneer in de 16de eeuw de belangstelling voor antieke bouwwerken en Italiaanse Renaissance-architectuur hier te lande in sterke mate toeneemt, komt dit ook in de schilderkunst tot uiting. Schilders als B. van Orley laten de gewijde gebeurtenissen zich afspelen in klassieke hallen. Een gelegenheid daartoe bieden onderwerpen als Christus in het huis van Simon, of de Aanbidding der Koningen. Maarten van Heemskerck maakte te Rome een groot aantal tekeningen naar antieke bouwwerken en bracht dergelijke studies in zijn schilderijen te pas. Pieter Brueghel de O. schiep een fantastisch bouwwerk in zijn schilderij, dat de torenbouw van Babel voorstelt en dit deden anderen, na hem, op dezelfde wijze.

Hans Vredeman de Vries (1527-na 1604) beeldde prachtige paleizen uit en grootse interieurs, die als een ideaal van architectonische schoonheid golden, doch die nimmer in die vorm zijn uitgevoerd. Deze kunstenaar had navolgers als Hendrick Aertsz (omstr. 1600).

In deze tijd ontstaat feitelijk de zuivere architectuur-schilderkunst. De enkele voorbeelden daarvan uit de 15de eeuw staan op zichzelf. De architectuur-schilderkunst, die bijzondere bouwwerken uitbeeldt, blijft in zwang tot ± 1640. Zij werd beoefend door Bartholomeus van Bassen (± 1590-1652) en Dirck van Deelen (1605-1671). Hendrik van Steenwijck de Oude (± 1550-1603) uit Antwerpen beeldde de Dom te Aken, de Kathedraal van Antwerpen en de St Pieterskerk te Leuven af. Zijn zoon Hendrik van Steenwijck de Jongere, werkte minstens de laatste 20 jaar van zijn leven te Londen.

De van Steenwijcks werden nagevolgd door leden van de familie Neefs, die vooral de kathedraal van Antwerpen vaak tot onderwerp hebben gekozen. Bij de bovengenoemde Noordnederlandse schilders sloten zich aan de Rotterdammer Jan van Vucht (1603-1637) en Hans Jurriaensz van Baden (± 1604-1677), een leerling van D. van Deelen, terwijl te Utrecht de architectuur-schilder Nicolaes de Giselaer (± 1595-1654) werkte.

In de perspectivisch geconstrueerde kerken en zalen of op de pleinen werden soms bepaalde voorstellingen weergegeven als processies of wel het bezoek van Christus bij Maria en Martha, waarbij echter de architectonische constructie het hoofdthema van het schilderij bleef.

Naast de uitbeelding van fantastische bouwwerken treedt geleidelijk aan ook een realistische architectuur-schilderkunst op en wel in twee ontwikkelingsfazen:

1. De schilders zetten de delen van het gebouw naast en achter elkaar, zodanig, dat deze duidelijk zijn te onderscheiden. De horizon wordt daarbij hoog aangebracht. De toeschouwer leert dus het gebouw in zijn verschillende onderdelen kennen.
2. De schilders tekenen het gebouw, zoals het zich van een bepaald punt uit aan hun blik voordoet.

Volkomen realist was Pieter Saenredam (1597-1665), die verschillende kerken, o.a. te Haarlem en te Utrecht, zo nauwkeurig mogelijk heeft weergegeven. Onder de indruk van zijn kunst ontstonden de interieurs van de St Bavo te Haarlem die Job en Gerrit Berkheyde schilderden. Een leerling van Saenredam was wellicht Isaac van Nickele.

Op een artistiek zeer hoog plan komt de Nederlandse 17de-eeuwse architectuur-schilderkunst met meesters als Gerard Houckgeest (± 1600-1661) te Delft, die vermoedelijk een leerling van Van Bassen is geweest, Hendrik van Vliet (1611 of 1612-1675) en vooral Emanuel de Witte (1617-1692), Nederlands grootsten architectuur-schilder, die eerst te Delft en later te Amsterdam werkzaam was. Van Vliet werd door Cornelis de Man in enkele kerkinterieurs nagevolgd. Te Middelburg werkte de kerk-schilder Daniël de Blieck.

In de 18de eeuw geraakte de architectuurschilderkunst hier te lande in verval. Belangrijke meesters, die zich met dit genre bezig hielden, zijn niet te vermelden.

Eerst in de 19de eeuw leeft de kerkschilderkunst weer op, met een kunstenaar als Bosboom.

DR J. S. WITSEN ELIAS

Lit.: H. Jantzen, Das niederländische Architekturbild (Leipzig 1910); W. Martin, De Hollandsche schilderkunst in de 17de eeuw, 2 dln, 1e dr. (Amsterdam 1935).

< >