Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Areopagus

betekenis & definitie

Grieks Areios pagos, heuvel van Ares* (aan de voet bevindt zich een tempel van Ares) of heuvel der Vergeldingsgodinnen (Arai); heuvel te Athene ten W. van de Akropolis*, 115 m hoog. Hier zetelde de „Raad van den Areopagus”, ook kortweg Areopagus genoemd.

De oorsprong ligt in het duister, maar gaat vermoedelijk nog terug op de tijd van het koningschap en was dan bedoeld als een raadgevend en controlerend orgaan, waarin de Eupatriden* zitting hadden. Het grootst zal zijn macht zijn geweest onmiddellijk na het verdwijnen van het koningschap (z basileus); hij omvatte vermoedelijk de beslissing in alle belangrijke zaken, de handhaving der wetten en bestraffing der overtreders, misschien ook nog de benoeming der magistraten. Achtereenvolgens zijn echter veel bevoegdheden overgegaan op de in aanzien toenemende organen der democratische staatsorde, ekklesia*, boule* en heliaia*, met name door de hervormingen van Ephialtes* en Perikles* (462 v. Chr.). De meest op de voorgrond tredende bevoegdheid was de rechtspraak in moordzaken; de mythe van Orestes* laat het proces wegens de moord op zijn moeder door de Areopagus berechten. De aanklager stond op de „steen der meedogenloosheid”, de aangeklaagde op de „steen der geweldpleging”; de basüeus voerde het presidium.

De veroordeelde kon zich door vrijwillige verbanning aan de straf onttrekken. Staking van stemmen bracht vrijspraak met zich mede, daar het heette, dat Athena* dan ten gunste van den beklaagde een stem uitbracht (suffragium Minervae). In historische tijd hadden in de Areopagus zitting archonten* en oud-archonten; zij bleven levenslang in functie. Na de Peloponnesische oorlog nam zijn macht weer toe; hij veroordeelde de deserteurs van Chaeronea (338), Demosthenes (324) e.a. Gedurende de Romeinse keizertijd bleef hij in hoog aanzien. In 50 n. Chr. heeft de apostel Paulus vermoedelijk in een der publieke zalen van het gebouw van de Areopagus zijn rede tot de Atheners uitgesproken (Handel. 17), die o.m. tot de bekering van Dionysius den Areopagiet leidde.Lit.: A. Philippi, Der Areopag und die Epheten (1874); U. v. Wilamowitz, Aristoteles und Athen, II, p. 186 vlg. (1893); G. Glotz, La solidarité^de la familie dans le droit criminel en Grèce (1904, met grote literatuuropgave); G. Busolt-H* Swoboda, Griech. Staatskunde, 3.

Aufl., 2. Hälfte, p. 794 vlg. (München 1926).