noemt men de bijeenkomst, die in Hand. 15 wordt beschreven en waaraan deelnemen van de twaalven Petrus en Johannes, verder Jacobus, Paulus en Barnabas, de laatste twee als afgevaardigd door de gemeente te Antiochië, verder de oudsten en de gemeente. Hier werd, naar analogie van wat de synagogen in de Diaspora deden, een practijk vastgesteld voor de toelating van niet-Joden tot de Christelijke gemeenten in het zendingsgebied, waarover het ging (Antiochië, Syrië en Cilicië, Hand. 15 : 23).
Daarmede werd een grote moeilijkheid (inzake „onreinheid”), die ten aanzien van bezoekers of bekeerlingen uit de heidenwereld was gerezen, onder erkenning van de betekenis der feiten voor het welslagen der Christelijke propaganda in Palestina, opgelost. Indien men Paulus’ bericht in Gal. 2 : 1-10 in dezelfde tijd stelt, slaat dit toch op een bijeenkomst van andere en meer particuliere aard, zij het dan van ten dele wijdere strekking. Volgens Hand. valt het tweede bezoek van Paulus te Jeruzalem echter in 45-46 en Gal. 2 : 1 spreekt van een tweede bezoek. Hand. 15 : 3 v.v. vallen in 48 n. Chr., terwijl Hand. 9 : 18 het eerste, 11 : 30-12 : 25 het tweede en 15:3 v.v. reeds het derde bezoek van Paulus is. Ook de inhoud van hetgeen op het Apostelconcilie werd verhandeld en van de besprekingen, waarvan Galaten bericht geeft, komt niet zó overeen, dat vereenzelviging noodzakelijk zou wezen.
Die inhoud is nl. in een openlijk schrijven (Hand. 15 : 23-29) duidelijk geformuleerd, even duidelijk als dit in Gal. 2 : 9 het geval is. Wanneer — en Ramsay heeft de feitelijke grondslag daarvoor ontdekt — Paulus met de „Galatiërs” bedoelt de Christenen te Iconium, Lystra en Derbe (Hand. 13 : 1-14 : 28) in het Z. van Romeins Galatië, verdwijnen drie grote moeilijkheden: 1. kan men dan Galaten dateren vóór Hand. 15, bijv. 47-48;
2. verzwijgt Paulus niet om voor ons duistere redenen wat te Jeruzalem, zij het in een andere bijeenkomst, besloten was en toch bekend moest worden, en
3. behoeft men dan geen reis van Paulus door het afgelegen en dun-bevolkte Noord-Galatië te fingeren, waarvan Lucas met geen woord melding maakt.
Een van de centrale posities der Tübingse critiek blijkt dan op misvatting te berusten en een groot aantal imaginaire problemen verdwijnt. De term „concilie” voor de bijeenkomst te Jeruzalem is gangbaar, maar wordt in een zin gebruikt, die niet overeenkomt met het kerkelijke spraakgebruik.
PROF. DR J. DE ZWAAN.