of aposteldagen zijn kerkelijke feesten ter gedachtenis van alle apostelen te zamen of van een hunner in het bijzonder. Gewoonlijk wordt daarop hun sterfdag herdacht.
Reeds vóór de dood van Constantijn den Grote hield men te Rome optochten naar de graven van Petrus en Paulus. Niet lang daarna begon men ook op andere plaatsen, waar zich graven of vermeende graven der apostelen bevonden, geregeld feesten te vieren. De Afrikaanse Kerk hield reeds in de 6de eeuw een Aller-apostelenfeest en in 610 poogde paus Bonifacius IV een zodanig feest in te voeren in de gehele Christelijke Kerk. Het werd niet overal gevierd en waar het in zwang kwam, werd het weldra met andere feesten verenigd, nl. in de Westerse Kerk met het Allerheiligenfeest (1 Nov.) en in de Oosterse met het Allermartelaren- en heiligenfeest (’s Zondags na Pinksteren). Tevens vermeerderde het aantal gedenkdagen der afzonderlijke apostelen. In de 13de eeuw schreef Bonifacius VIII voor, dat bepaaldelijk de Andreasdag (30 Nov.) aan de herinnering der 12 apostelen zou worden gewijd.
Daarenboven werden vaak de gedenkdagen van twee apostelen verenigd, zoals die van Petrus en Paulus (29 Juni), van Philippus en Jacobus (1 Mei) van Simon en Judas (28 Oct.). Ook werden aan sommige apostelen meer dagen dan één geheiligd, zoals 3 aan Petrus, 2 aan Paulus, enz. In de Westerse Kerk werd onder Innocentius III (in de aanvang der 13de eeuw) de rij der apostelfeesten gesloten, hetgeen in de Oosterse Kerk reeds vroeger was geschied, alwaar het Aller-apostelenfeest nog altijd is voorgeschreven, maar alleen door de zgn. Kalogeris (monniken, nonnen, enz.) wordt gevierd. Een Aller-apostelenfeest bestaat in de Westerse Kerk niet meer. Ook geschiedt de viering der afzonderlijke Apostelfeesten niet meer met die plechtigheid, waarmede zij vroeger geschiedde.
In de Lutherse Kerk bleven aanvankelijk de apostelfeesten bestaan, of zij werden op de eerstvolgende Zondagen gevierd. Bij de Hervormden zijn zij dadelijk afgeschaft.DOM A. BEEKMAN O.S.B..