juister Apollinarïus, een taalkundige uit de 4de eeuw, werd te Alexandrië geboren, doceerde eerst te Berytus en sedert 335 te Laodicea in Syrië. In laatstgenoemde stad was hij tevens presbyter, maar wegens zijn omgang met den heidensen sofist Epiphanius werd hij in de ban gedaan (Socr., Eccl. hist. III, 16; Sozom., VI, 25).
In zijn geschriften wilde hij de Christenen enige vergoeding schenken voor het gemis der klassieken, waarvan de studie hun in 362 door keizer Julianus was verboden. Hij schreef een Griekse spraakkunst, bracht geschiedenissen uit het Oude Testament in Homerische verzen over en vervaardigde, met medewerking van zijn zoon, den bekenden Apollinari(u)s den Jongere, bisschop van Laodicea, bijbelse treurspelen, blijspelen en liederen, waarbij hij Euripides, Menander en Pindarus tot voorbeelden nam. De behoefte verdween echter na de dood van Julianus (363) en zijn werken zijn verloren gegaan. Wij bezitten een paar boeken op zijn naam, nl. een Metaphrasis Psalmorum en een treurspel De lijdende Christus, dat gewoonlijk aan de werken van Gregorius van Nazianze is toegevoegd.Lit.: J. Dräseke, Die Abfassungszeit der Psalmen-Metaphrase, Z. f. wiss. Th. XXXII, I; B. Altaner, Patrologie (Freiburg i. B. 1938).