Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Anna BIJNS

betekenis & definitie

Zuidnederlandse dichteres (Antwerpen 1493-1575), is de vertegenwoordigster van de Katholieke, anti-Hervormde poëzie in de eerste helft van de 16de eeuw. Van 1536 af tot in 1573 was zij onderwijzeres.

Dat zij in haar jeugd een loszinnig leven zou hebben geleid, wordt thans door niemand meer aanvaard. Haar faam heeft ze vooral te danken aan drie bundels militante en godsdienstige poëzie, hoogstwaarschijnlijk door geestelijken, met propagandistische bedoeling, achtereenvolgens in 1528, 1548 en 1567 uitgegeven. De eerste twee boekjes bevatten haar eigenlijke strijdpoëzie, gericht tegen lauwe en afvallige Katholieken en vooral tegen de Hervormden. In Luther en de Luthersen ziet zij de oorzaken van het verderf, dat ze overal in haar omgeving waarneemt.

Haar laatste bundel is van geheel andere aard: daarin vinden we vooral zuiver godsdienstige liederen met klachten over eigen zondigheid, opwekkingen tot vroomheid, verheerlijkingen van Maria en enkele zeer bevallige natuurgedichten. In haar jeugd schreef zij insgelijks refereinen „in ’t sotte” en „in ’t amoureuse”, met in de laatste, naast vele gemeenplaatsige beschouwingen over liefde en huwelijk, ontroerende klachten over de innigheid, maar ook over de broosheid van het minnegeluk. Geheel in de school der rederijkers gevormd, ofschoon ze waarschijnlijk nooit lid was van een kamer, wist ze zich hun kunstidealen volledig eigen te maken. Tegenover de Renaissance, waarvan ze de opkomst in haar oude dagen nog beleefde, stond zij volstrekt afwijzend.

Haar gloed en haar hartstocht in de strijd, die ze door haar goede verstechniek een passende vorm kon geven, maken haar tot een der sterkste dichterlijke temperamenten van onze 16de-eeuwse letterkunde.PROF. DR E. ROMBAUTS

Lit.: Haar Refereinen zijn opnieuw uitgegeven door W. L. van Helten (Rotterdam 1875), bijvoegsels uit handschriften door Jonckbloet en Van Helten (Gent 1886) en E. Soens (in Leuvensche Bijdragen, 1902 en 1910); E. Soens, in Leven en Werken der Zuid-Nederlandsche Schrijvers (Gent 1900); J. van den Branden, Anna Bijns (Antwerpen 1911); A. van Duinkerken, Dichters der Contra-Reformatie (Utrecht 1932); W.

J. G. Buitendijk, Het Calvinisme in de Spiegel v. d. Zuidned.

Lit. der Contra Ref. (Groningen 1942); J. J. Mak, De Rederijkers (1944).

< >