Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Ammoniakgom

betekenis & definitie

gummi ammoniacum, of Perzische ammoniakgom is een hars van een in de zoutsteppen van West-Azië voorkomende Umbellifeer (Schermbloemige) Dorema ammoniacum Don en enige verwante soorten o.a. D. robustum Loft en D. glabrum Fisch & Mey.

De plant heeft een rozet van grote samengestelde bladeren en een meer dan manshoge, holle stengel, die verder alleen bedekt is met schubben, die slechts zelden nog een rudiment van bladschijf dragen; de stengel eindigt in een vertakte bloeiwijze, waarvan de zij assen bloemschermpjes dragen, die kleine veelbloemige samengedrongen bloemhoofdjes zonder omwindsel vormen. De plant is een van de karakterplanten der boomloze steppen van Perzië en Afghanistan en komt speciaal op kiezelhoudende gronden voor. De hars wordt in lange schizogene melksapgangen gevormd; bij aansnijden treedt het melksap overvloedig uit; in de hars komen pentosen en methylpentosen voor en tevens kan stikstof worden aangetoond. Behalve Dorema komen in deze steppen ook Ferula assa foetida L. (de asaplant) en Ferula galbanifl.ua Boiss. & Buhse (de galbanumplant) voor. Vooral de jonge wortels van de plant bevatten zeer veel melksap, dat tengevolge van de aanhoudende hitte van de bodem, die de stengel doet barsten, door spleten naar buiten treedt en in de bodem dringt. Ook boven aan de stengel treedt het sap naar buiten, tengevolge van de steken van insecten, die, aangelokt door de stank van de plant, de stengels aanboren. Nooit wordt de hars echter door den mens door kunstmatig aansnijden gewonnen. Het aan de stengel uittredende hars is melkwit, parelmoerglanzend en zacht als was. Het vormt korrels ter grootte van een erwt of een okkernoot, die zich aan de lucht van buiten geelbruin kleuren. Men wint de hars vooral ten Z. van Damaghan en aan de rand van de grote zoutwoestijn bij Tabbas aan de grens van Afghanistan en ten N. daarvan tussen Sher-i-nao en Bezà. Over Isfahan gaat de hars naar Bombay; niet zelden worden ook de stengels met de aanhangende hars daarheen aangevoerd. In de handel treft men twee soorten aan: in massa en in lacrymis. De soort in lacrymis vormt okkernootgrote stukken en wordt van de stengels geoogst. Het aan de wortelhals uittredende product in massa is een min of meer samenhangende massa, die de hars soms als amandelachtige insluitsels bevat, en daarom wel de naam Ammoniacum arnygdaloides draagt. De korrels zijn van binnen porselein-wit, van buiten bruinachtig, niet rood- of groenachtig; in de koude zijn ze bros, maar na kneden tussen de vingers worden ze week; met water geven ze een emulsie. De reuk is zwak of eigenaardig aromatisch, tengevolge van een reukstof die aan de erin voorkomende aetherische olie gebonden is en wijkt duidelijk af van die van Galbanum en Asa foetida. De smaak is bitter, scherp en weerzinwekkend. Men gebruikt in het Oosten de hars als wierook. Pharmaceutisch wordt ze, behalve voor pleisters, weinig meer gebruikt. De hars bestaat, behalve uit echte hars, uit gom en gomachtige, in water en alkohol onoplosbare stoffen en een aetherische olie, die er de pharmaceutische betekenis aan verleent.Naast deze Perzische ammoniakgom onderscheidt men nog de Afrikaanse of Marokkaanse, die er zich uiterlijk nogal van onderscheidt; de stamplant is eveneens een Umbellifeer, de Ferula communis L. var. brevifolia Mariz. Met zoutzuur en ammoniak behandeld, geeft deze hars evenals galbanum de bekende Umbelliferenreactie, wat de Perzische niet doet. Het is een zeer verontreinigd product, dat in de Europese handel waarschijnlijk niet veel voorkomt.

DR A. KLEINHOONTE

Lit.: A. Tschirch u. E. Stock: Die Harze (1935).

< >