(Waldstein), hertog van Friedland (sedert 1624I en Mecklenburg (sedert 1628), vorst van Sagan (sedert 1627), keizerlijk Oostenrijks opperbevelhebber in de Dertigjarige Oorlog, bijgenaamd „de Friedlander” (landgoed Hernanitsj, bij Königgratz, 24 Sept. 1583 - vermoord Eger 25 Febr. 1634), stamde uit een Hussietische familie, maar ging tot de Katholieke kerk over.
Door zijn huwelijk met een rijke weduwe Lucretia von Vitsjov (1609-1614) werd hij grootgrondbezitter in Moravië. In 1617 vocht hij in dienst van de latere keizer Ferdinand II tegen Venetië. Bij het uitbreken van de Dertigjarige Oorlog koos hij dadelijk partij tegen Bohemen en werd keizerlijk ruiteraanvoerder. Na de Slag bij de Witte Berg kocht hij tal van verbeurdverklaarde landgoederen op, o.a. Friedland en Reichenberg. Hij beheerde zijn privé bezit bijna als een onafhankelijke staat.
Door zijn tweede huwelijk met Isabella Catharina von Harrach (1623) in nadere betrekkingen tot het Weense hof getreden, bood Wallenstein in 1625 de keizer aan, een leger van 20 000 man voor hem te werven zonder dat hem dit iets kostte. Hij versloeg nu Ernst van Mansfeld bij Dessau (25 Apr. 1626), veroverde Silezië en verdreef samen met Mansfeld Christiaan IV van Denemarken uit Duitsland. Nu haalde hij Ferdinand over, hem te belonen met het hertogdom Mecklenburg, waarvan de beheerser in de Rijksban gedaan was, en hem te benoemen tot „admiraal van de Oostzee- en Oceaanvloten”, die hij wilde scheppen om de keizerlijke macht ook in Noord-Duitsland overwegend te maken.
Maar de haven Stralsund kon hij niet innemen. Na de Vrede van Lübeck (Mei 1629) kreeg hij nu meer en meer te kampen met de weerstand der Katholieke Ligue. waarvan de leden, bevreesd voor Wallenstein’s succes en voor de al te zeer toenemende keizerlijke macht, bij Ferdinand II aandrongen op zijn ontslag. Zij wisten daarbij ’s keizers wantrouwen te wekken tegen de politiek van de „Friedlander”, die de Protestantse vorsten tegen de Katholieke wilde uitspelen en derhalve het tot stand komen van het Restitutie-edict tegenwerkte. Het ontslag werd in 1630 op de Keurvorstendag van Regensburg verleend.
Wallenstein verzette zich niet, dankte zijn leger af en trok zich op zijn bezittingen in Bohemen terug. Maar in het voorjaar van 1632 moest Ferdinand, bedreigd door de overwinningen van Gustaaf Adolf, weer bij Wallenstein aankloppen. Zodra hij een leger van ca 35 000 avonturiers bijeen had, waarvoor hij ditmaal van de keizer bijna onbeperkte macht gekregen had, verdreef hij de vijanden uit Bohemen en Saksen. Hij betrok nu een versterkt legerkamp bij Neurenberg, tegenover het Zweedse. Plotseling trok hij naar het N., achtervolgd door Gustaaf Adolf, met wie hij tegen zijn zin in gevecht raakte bij Lützen (16 Nov. 1632). De Zweedse koning was gesneuveld en Wallenstein dus van zijn voornaamste tegenstander bevrijd, maar de veldheer voerde toch de oorlog op slappe wijze.
In het volgend voorjaar streed hij in Silezië, versloeg zelfs de Zweden bij Steinau (Oct. 1633), maar toch onderhandelde hij onophoudelijk met hen en met de Saksen over vrede. De Jezuïeten, Maximiliaan van Beieren en de Spaanse gezant slaagden er in de winter van 1633-1634 in, het wantrouwen des keizers weder gaande te maken. Drie van Wallenstein’s onderbevelhebbers: Gallas, Aldringen en Piccolomini waren tegen hem. Toen de veldheer zijn andere officieren dwong een eed van volstrekte gehoorzaamheid aan hem af te leggen (Pilsener Revers 12 Jan. 1634), werd hij afgezet, het leger van zijn eed ontslagen en zijn inhechtenisneming bevolen. Nu vielen de meesten van hem af. Wallenstein trok zich terug naar Eger, waar hij vermoord werd. Albrecht von Wallensteins ungedruckte Brieft aus den jahren 1627-1634 zijn in 1828 tot 1829 uitgegeven door Förster (3 dln), Briefe und Akten zur Geschichte Wallensteins 1631-1634 door Hallwich (4 dln, 1912).
DR j. s. BARTSTRA
Lit.: Ranke, Geschichte Wallensteins (1869); Hallwich, Fünf Bücher Geschichte W. (3 dln, 1910); Ricarda Huch, W. (1919); H. Von Srbik, W. Ende (1920, nieuwe ed. 1953); Von Boehn, W. (1926); Tiefenbach, W., Ein deutscher Staatsmann (1932); Francis Watson, W., a Biography (New York 1938).