(Tsjechisch: Cheb) is een stad in het W. van Bohemen (Tsjechoslowakije) op 50°6' N.Br. en 12°9' O.L. v. Gr. liggende aan de Eger (Ohre) en aan de voet van het Fichtelgebergte.
Het omgevende dalbekken draagt de naam Egerland. De stad, die 35.507 inw. telt, is een belangrijk kruispunt van spoorwegen. De prachtige dekenaatskerk St Nicolaas is uit het begin van de 13de eeuw en in 1892 geheel gerestaureerd. Men vindt er verder twee oude kloosters uit de 12de eeuw van de Dominicanen en Franciscanen. Op het stadhuis werd op 25 Febr. 1634 Wallenstein vermoord; de kamer waarin deze moord plaats had, wordt thans als museum gebruikt. Aan de oude keizerlijke burcht (van 1149) zijn merkwaardig de uit lavablokken opgebouwde Zwarte of Heidentoren (rest van het vroegere kasteel van de Woburger markgraven van vóór 1100) en een dubbele kapel, beneden in Romaanse (1213), boven in Gothische stijl (1295). De plaats is ontstaan onder de Hohenstaufen, na wier val Eger een rijksstad werd. Nadat Lodewijk de Beier haar in 1315 aan Bohemen verpand had, is zij in het bezit van dit land gebleven. In de Hussieten-, Dertigjarige- en Oostenrijkse Successie-oorlog heeft de stad veel te lijden gehad.Lit.: Vinc Proeckl, Eger und das Eger-Land (1845, herz. 2de dr. in 2 dln 1877); K. Siegl, Eger und das Egerland (1931).