Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Anaemie

betekenis & definitie

Anaemie (bloedeloosheid) of liever oligaemie (bloed-armoede) is de toestand, waarin de hoeveelheid bloed door verlies verminderd is zonder dat er aanvankelijk eene verandering plaats heeft in de gewone zamenstelling van het bloed. Men begrijpt ligt, dat zulk een toestand niet lang kan duren zonder een nadeeligen invloed te hebben op de hoedanigheid van het bloed. Bij een sterk bloedverlies ontstaat eene zamenvalling van de bloedvaten, de pols wordt klein, de hartslag onregelmatig, en duizeling, onmagt of zelfs de dood staat voor de deur. Het voornaamste middel is hier het stelpen van het bloed door het afbinden der vaten, door koude omslagen, door bloedstelpende middelen of door een gloeijend ijzer, en in den uitersten nood gaat men over tot de transfusie (zie onder dat woord) of de overstorting van bloed, terwijl tevens zeer verteerbare spijzen, opwekkende middelen en een weinig wijn worden voorgeschreven.

Er ontstaat echter ook wel anaemie door langdurige ongesteldheden, door eene gebrekkige voeding of door eene verkeerde bloedbereiding. Tot deze laatste afdeeling behoort vooral de bleekzucht of chlorose (zie onder dat woord), en tot de eerste een groot aantal ziekten, waarbij de opneming van stoffen niet in evenwigt is met haar verbruik, zooals verettering, diarrhée, kanker, longtering enz. Eene eigenaardige soort van oligaemie vindt men bij de arbeiders, die steeds met kwik en lood in aanraking zijn; — ook ontstaat zij door moerasgif en door te werken in mijnen, waar de lucht vermengd is met gassen, welke niet geschikt zijn voor de ademhaling. In die verschillende gevallen bestrijde men de oorzaken door goed voedsel, frissche lucht en het innemen van staalpoeder. Is er geen eetlust, dan dient men hem door maagmiddelen — bittere, specerijachtige tincturen — op te wekken.

< >