Afbinden, waarmede wij het afdraaijen en de galvanocaustiek vereenigen, is eene heelkundige bewerking, waardoor een ziekelijke uitwas, een polyp, wrat of gezwel, wordt weggenomen. Men maakt daarvan gebruik, wanneer men het mes niet mag of wil aanwenden, bepaaldelijk bij zulke lijders, die geen bloed te missen hebben, of in zoodanige gevallen, waarin het mes gevaarlijke bloedstortingen zou kunnen veroorzaken.
Vooral komt het afbinden te pas bij uitwassen, die van onderen dun of als het ware met een steel voorzien zijn, derhalve bij de polypen. Het afdraaijen kan dan alleen geschieden, wanneer de steel van den polyp zeer dun is, bjj voorbeeld in het oor, en vooral in den neus. De heelkundige vat hem met zijne tang en maakt zoo lang eene omdraaijende beweging totdat de steel stukgedraaid is. Het nabloeden is hierbij gewoonlijk van weinig belang, omdat de wanden der bloedvaten, die in den steel van den polyp uitkomen, door het omdraaijen digtgewrongen zijn. Is de bodem, waarop de polyp zich verheft, teeder en kwetsbaar, zoo als het trommelvlies, dan moet men eene groote mate van voorzigtigheid in acht nemen. Bij het afbinden wordt, naar gelang van den omvang van den af te binden uitwas, een dunne of dikke draad van zijde, hennep, wol of zilver in de gedaante van een strik om het gezwel gelegd en dan aangetrokken. Dit aantrekken wordt terstond zoo sterk voortgezet, dat de draad allengs het weefsel doorsnijdt en alzoo den uitwas van het ligchaam scheidt. Of de draad wordt met tusschenpoozen van 1 of 2 dagen telkens naauwer digtgehaald, waardoor de toevoer van voedende stoffen naar het gezwel verhinderd wordt, zoodat het langzamerhand wegsterft.Dit laatste afbinden gaat van vele moeijelijkheden vergezeld. Vooreerst doet het gedurig aanhalen telkens pijn, en in de tweede plaats kan het op gevoelige plaatsen eene gevaarlijke ontsteking veroorzaken. In dat geval verdient een afbinden in eens de voorkeur. Hiertoe zijn werktuigen noodig, van welke wij den écraseur van den Franschen heelkundige Chassaignac als het voortreffelijkste mogen beschouwen (Fig. 1 en 2). De strik, die om den uitwas moet gelegd worden, is hier vervangen door eene stalen keten K, wier breede schakels met scherpe kanten het deel omringen, dat men verwijderen wil. De keten is vastgehecht aan twee getande stangen S, S (a, a'), die verschuifbaar zijn in eene metalen buis R. Hierin worden zij door middel van een handvatsel H naar beneden getrokken, terwijl de hand van den heelkundige het werktuig bij A vasthoudt. Twee veeren grijpen in de tanden der stangen en verhinderen het terugspringen. Door het naar benedenhalen der stangen wordt het oog der keten allengs kleiner, totdat eindelijk het kranke deel er afgekneusd is (Fig. 3).
Ook kan men door afbinden en door middel van den écraseur uitwassen met een breed grondvlak verwijderen, wanneer men er eerst eene of meer sterke naalden doorheen brengt, die het afglijden van den draad of van de keten verhoeden (fig. 4).
Bij het afbinden en écraseren worden door het digtsnoeren de vliezen der vaten gekneusd, zoodat deze zich zamentrekken en sluiten. Hierdoor wordt het bloeden verhinderd. Men moet echter zeer voorzigtig zijn, om de kunstbewerking niet al te spoedig te volbrengen; Chassaignac heeft op die wijze de bloedrijke tong meermalen in den tijd van 20 tot 30 minuten afgezet, zonder daarbij een droppel bloed te vergieten. Die operatie veroorzaakt in den beginne wel eene geweldige pijn, waarvoor men den lijder met chloroform gevoelloos maakt, maar zij verdwijnt weldra, omdat de getroffen zenuwen spoedig hare gevoeligheid verliezen. Chassaignac en vele andere heelkundigen hebben den écraseur met goed gevolg gebruikt bij kanker aan de tong, bij polypen van den endeldarm, van den uterus, van de keel enz., waar men geen mes gebruiken kan of met het gevaar van hevige bloedstortingen bedreigd wordt. Een Duitsch heelkundige, Middeldorpf genaamd , heeft de keten van den écraseur vervangen door een platinadraad, dien hij door eene galvanische batterij witgloeijend maakt en dan zamentrekt. Bij deze kunstbewerking, galvanocaustiek genaamd, wordt het afsnoeren aanmerkelijk ondersteund door de kracht van het vuur en de uitwas van zijn grondvlak gebrand. De pijn is gewoonlijk zeer gering, omdat de hitte de zenuwen ongevoelig maakt, en voor nabloeding behoeft men doorgaans niet te vreezen. Reeds vroeger had men een gloeijenden platina-draad tot dat einde gebruikt, maar de wijze waarop dit geschiedde, was minder gemakkelijk dan met het instrument van Middeldorpf. Het wordt echter niet dikwijls aangewend, omdat de galvanische toestel de operatie omslagtig maakt.