Koude noemen wij een betrekkelijk ontbreken van voelbare warmte. Er zijn derhalve geene bepaalde grenzen tusschen koude en warmte en het is enkel willekeur, wanneer wij de thermometergraden beneden het vriespunt koudegraden en die boven het vriespunt warmtegraden noemen. Zoodra de huid gevoelt, dat een ligchaam, waarmede zij in aanraking komt, of de omringende dampkringslucht minder warm is dan zij zelve en haar dus warmte ontneemt, dan noemen wij dat ligchaam of de temperatuur der lucht koud. Daarbij hangt veel af van de gesteldheid der huid en van hare gewoonte, en het is bekend genoeg, dat men des zomers reeds over koude klaagt, wanner men het des winters bij dezelfde temperatuur behoorlijk warm vindt.
Al wat warmte wegneemt of bindt, veroorzaakt koude, bijv. de verdamping van vlugtige vloeistoffen, zooals aether en koolzuur, het smelten van ijs, het oplossen van sommige zouten in water enz. Plaatst men het verdampend of smeltend ligchaam in het brandpunt van een hollen spiegel en in dat van den overeenkomstigen hollen spiegel een thermometer, dan ziet men dezen laatsten sterk dalen, — niet omdat de koude uitstraalt, maar omdat aan den thermometerbol warmte onttrokken wordt. De verdamping eener vloeistof kan zelfs zoo snel geschieden, dat het overblijvend gedeelte bevriest, bijv. wanneer men water onder de luchtpomp plaatst en daarbij zwavelzuur, hetwelk den waterdamp, bij het werken dier pomp, snel opslorpt. — Koude mengsels zijn zoodanige, die bij hunne oplossing eene groote hoeveelheid warmte binden, en alzoo dienen kunnen om eene kunstmatige koude te wekken, bijv. een mengsel van sneeuw, salpeter en keukenzout. Een uitstekend mengsel van dien aard bestaat uit 3 Ned. pond glauberzout en 2½<ie Ned. pond zoutzuur; door deze bestanddeelen langzamerhand te vermengen , kan men in een uur ongeveer 3 Ned. ponden ijs bereiden. De grootste kunstmatige koude verwekt men door een mengsel van vast koolzuur en aether.