Gepubliceerd op 14-03-2021

Verloskunde

betekenis & definitie

(obstetrie) is dat deel der medische wetenschap dat zich bezighoudt met zwangerschap (graviditeit), baring (partus) en kraambed (puerperium), zoowel wanneer deze normaal, als wanneer ze abnormaal verloopen.

Enkele der nieuwe leer- en handboeken over verloskunde zijn: Treub, leerboek der Verloskunde (Haarlem 1905); Ribemont Dessaignes et Lepage, Précis d’Obstétrique; Ahlfeld, Lehrbuch der Geburtshülfe; Olshausen u. Veit, Lehrbuch der Geburtshülfe.

De vrouw is zwanger, wanneer zij een bevrucht eitje in haar lichaam herbergt (Treub), zoowel wanneer dit zich in, als wanneer het zich buiten de baarmoeder verder ontwikkelt. (Zie ook Puberteit, Ovarium, Geslachtsorga! nen, Bevruchting).

Zwangerschapsteekenen zijn:

Ophouden der menstruatie (zie aldaar).

Misselijkheid, dikwijls ook braken, vooral ’s morgens.

Bijzondere trek voor sommige, vooral zure en pikante spijzen en een overigens onverklaarbare tegenzin in andere, last van het zuur, vermeerderde speekselafscheiding, enz.

Verder bruine tot bruinzwarte verkleuring van sommige plaatsen der huid, bijv. den tej pelhof en het aangezicht, zg. zwangerschapsmasker; zwellen der borsten (in de latere maanden is ook vocht uit den tepel te drukken).

Aan de onderste extremiteiten kunnen reeds bestaande spataderen sterk opzwellen en nieuwe zich vormen (bij het volk bekend als blauwschuit).

Aan de uitwendige geslachtsorganen valt eene blauwroode verkleuring van het slijmvlies op. De groote schaamlippen zijn dikwijls tengevolge van vaatuitzettingen sterk gezwollen.

Voor de ontwikkeling van het kind zie Embryo en Placenta.

Een voldragen kind heeft een lengte van 50 cM. en een gewicht van ± 3200 gram. Om zoo’n kind te kunnen herbergen moet de baarmoeder aanzienlijk in grootte toenemen.

De belangrijke vergrooting van de baarmoeder heeft ook invloed op de huid van den buik. Reeds in de 8ste maand beginnen zwangerschapsstrepen (striae gravidarum) op te treden, die ontstaan door uitrekking en verscheuring van de bindweefsellaag van de huid, waardoor de dieper gelegen bloedvaten nu gemakkelijker zichtbaar worden en blauwachtig doorschemeren. Zij nemen langzamerhand toe in aantal en in lengte. Is de zwangerschap afgeloopen, dan verandert de kleur dezer strepen van blauw in wit door litteekenvorming.

Een ander gevolg van de vermeerdering van den buikinhoud is het verstrijken, later uitpuilen van den navel. Ook die organen, welke in de buikholte gelegen zijn, ondervinden den invloed van de toenemende grootte der baarmoeder. Zoo kan druk op de urineblaas de uitzetting bemoeilijken, waardoor bij geringe vulling aandrang tot urineeren optreedt en de blaas dus vaker dan normaal ontledigd moet worden. Door scheikundig onderzoek blijkt de urine in die gevallen normaal te zijn. Echte ziekten der urinewegen kunnen soortgelijke klachten veroorzaken. Drukking op de darmen kan tot verstopping aanleiding geven.

De meest voorkomende ligging van het kind is die met het hoofd omlaag, de stuit naar boven, terwijl de rug nu eens naar de linker dan eens naar de rechterzijde der vrouw gekeerd is. De armen en beenen (in de verloskunde altijd „de kleine deelen” genoemd) zijn juist naar de andere zijde gericht. De geheele wervelkolom is sterk gebogen, de kin op de borst gedrukt, de beenen zijn zoover mogelijk opgetrokken en de armen liggen gekruist op de borst.

Bewegingen van het kind zijn eerst alleen door de vrouw of de op den buik geplaatste hand te voelen, later ook door den buikwand heen te zien (zg. ,,leven’" voelen).

In de 2de helft der zwangerschap is het ook mogelijk de harttonen van het kind door den buikwand heen te hooren. De snelheid is i 140 in de minuut, daardoor is verwisseling met moederlijke harttonen, wier aantal ongeveer 80 per minuut bedraagt, gemakkelijk te voorkomen.

Het tijdstip der bevalling wordt berekend naar de laatst opgetreden menstruatie. Bij den eersten dag der laatste periode telt men 7 dagen op en trekt er 3 maanden af. In enkele gevallen, bij zeer onregelmatige menstruatie, of bij optreden van zwangerschap, terwijl de vrouw een kind zoogt, (gedurende welken tijd de periode dikwijls uitblijft), of wanneer de vrouw den datum der laatste periode vergeten Is, kan het eerste leven voelen ons helpen, den datum voor de bevalling vast te stellen. De meeste vrouwen voelen nl. het leven ongeveer op de helft der zwangerschap en dus treedt de bevalling ongeveer 4½ maand op, nadat het eerst leven gevoeld is. Hoe lang eigenlijk de zwangerschap duurt, is niet bekend, omdat nog niet zeker is, wanneer de bevruchting, dat is het indringen van het spermatozoon in het ei plaats heeft. Dit geschiedt zeker niet dadelijk nadat geslachtsgemeenschap heeft plaats gehad. Soms duurt de zwangerschap langer, soms korter dan men berekend had, dit kan wel ongeveer 1 maand verschillen en toch een normaal ontwikkeld kind geboren worden.

De zwangerschap kan ten allen tijde ook vóór het normale einde onderbroken worden. Dit kan zoowel het gevolg zijn van ziekelijke afwijkingen bij moeder of vrucht, als van medische handelingen. Behalve allerlei ziekten der moeder, kan ook een onverstandige levenswijze bij gezonde vrouwen tot miskraam leiden; overmatige arbeid, vooral tillen van zeer zware voorwerpen, vallen en stooten tegen den buik, rijden in zeer schokkende wagens, dansen, paardrijden, fietsen; ook heftig schrikken, worden als oorzaak voor miskraam opgegeven.

Gewone lichaamsbeweging, bijv. wandelen is zeer aan te bevelen. Nog moet gewaarschuwd tegen een stijf geregen corset. De voeding zij voldoende, echter niet overdreven, de ontlasting geregeld. Door wasschen met koud water en met brandewijn moeten de tepels der borsten gehard worden, om later beter voor hunne taak berekend te zijn. De normale bevalling (zie Bevalling) verloopt in ’t kort als volgt: Aan het einde der zwangerschap treden regelmatig terugkeerende zg. weeënpijnen op. Deze pijnen worden eerst hoofdzakelijk in de stuit, later meer in den buik gevoeld.

In de zg. weeën-pauzen voelt de vrouw zich volmaakt wel. De weeën zijn het gevolg van de samentrekking van de baarmoederspieren. De weeën-pauzen worden telkens korter, ten slotte bestaat slechts een tusschenruimte van ongeveer 2—3 minuten.

Door de weeën wordt eerst het halskanaal en de baarmoedermond opengerekt (zie ook Geslachtsorganen), daarna moet het kind door het bekkenkanaal naar buiten gedreven worden. Daartoe worden de baarmoedercontracties door de buikpers ondersteund (zg. persweeën). Komt het voorliggend deel van het kind op den bekkenbodem, dan moet de schaamspleet gerekt worden, om het kind door te laten. Hoe langzamer dit gebeurt, des te meer kans bestaat er. dat gelijkmatige rekking, geen verscheuring, optreedt.

Is het kind geboren dan moet de navelstreng op G- 5 cM. afstand van het kind dubbel onderbonden worden en daartusschen doorgeknipt. Slechts in geval van nood mag dit door leeken geschieden. Wordt de navelstreng zonder afbinden doorgeknipt, dan kan het kind doodbloeden.

Na het kind volgt dat gedeelte van het vruchtwater, dat nog niet vóór de geboorte van het kind is weggeloopen, en eenigen tijd daarna de nageboorte d. i. moederkoek met vliezen en rest van de navelstreng. Ook wordt bij iedere bevalling eene grootere of kleinere hoeveelheid bloed verloren. Soms is de nageboorte zoo vast verbonden aan den binnenwand van de baarmoeder, dat zij alleen door lospellen met de hand verwijderd kan worden.

De duur van de bevalling kan wisselen tusschen enkele oogenblikken en 3—4 dagen. Bij normale bevallingen worden althans in Nederland zelden verdoovende middelen zooals chloroform gegeven. Bij kunstverlossingen wordt daarentegen veelvuldig narcose toegepast.

Na afloop der bevalling wordt de vrouw zorgvuldig gereinigd. Is eene verscheuring van den bilnaad opgetreden, dan moet deze wond dadelijk gehecht worden om het laten optreden van eene verzakking te voorkomen. (Zie verder Kraambed en verpleging van kraamvrouw en kind).

Het kind kan ook, in plaats van met het hoofd omlaag, met de stuit omlaag liggen, zg. stuitligging.

Ten derde kan het kind zg. dwars liggen. De lengteas van het kind staat dan loodrecht op die der moeder. Wanneer het kind zoo blijft liggen is alleen spontaan verloop _ van de baring mogelijk, als het kind zeer klein is en nu dubbelgevouwen uit de baarmoeder kan gedreven worden.



Kunstverlossingen

De baring mag alleen dan kunstmatig beëindigd worden, wanneer er öf gevaar dreigt voor moeder of kind bij langer afwachten, öf wanneer, hoewel nog geen oogenblikkelijk gevaar dreigt, toch te voorzien is, dat de bevalling zonder kunsthulp niet tot een goed einde kan komen en zoover gevorderd is, dat zonder schade kunsthulp kan worden toegepast.

Spontane bevalling is altijd te verkiezen boven elke kunstverlossing, omdat veel minder kans bestaat op complicaties in het kraambed. Alleen de ervaren medicus mag beslissen of kunsthulp noodig is en mag zich niet door medelijdende omstanders tot te vroeg of onnoodig ingrijpen laten overhalen.

Tot de kunstverlossingen behooren:

1°. de tangverlossing. Deze wordt alleen bij schedelligging toegepast. De verloskundige tang (forceps) in den volksmond bekend als „de lepels”, bestaat uit twee helften, welke door een slot verbonden kunnen worden en elkaar dan kruisen als een schaar. Iedere helft bestaat uit een handvat en eenen gevensterden lepel. De gevensterde lepels worden een voor een in de geslachtsorganen der vrouw om het hoofd van het kind gebracht, door het slot aan elkaar bevestigd en nu door trekken aan de handvatsels het hoofd naar buiten gebracht. Het verdere kind volgt nu gemakkelijk;
2°. de zg. extractie, uithalen van het kind aan een of beide voeten toegepast bij stuitligging, of nadat een hoofd-, of dwarsligging door omkeering of versie in een stuitligging veranderd zijn.

Vooral na kunstverlossingen wordt het kind nu en dan blauw en bewusteloos geboren en ademt niet dadelijk. Door koude en warme baden, slaan op de billen enz. moet het bijgebracht worden. Gelukt dit niet spoedig, dan moet kunstmatige ademhaling worden toegepast. In de ergste gevallen ziet het kind niet blauw, doch wit. Deze schijjidoode kinderen kunnen helaas slechts zelden weder in het leven worden teruggeroepen.

Bestaat een zeer ernstige graad van bekkenvernauwing dan kan het kind alleen langs het geboortekanaal ter wereld gebracht worden, wanneer dit kanaal door doorzagen van de beenige bekkenring verwijd is, of het kan door de keizersnede (Sectio Caesarea), waarbij eerst de buikholte, daarna de baarmoeder geopend wordt, uit het moederlijk lichaam verwijderd worden.

Men kan ook door het opwekken van vroeggeboorte, trachten een spontaan verloop der baring mogelijk te maken. Door bijzondere zorg gelukt het soms wel een zevenmaands kind in het leven te houden, vooral wanneer men het in de couveuse kan plaatsen. Zoo’n couveuse is in den eenvoudigsten vorm een houten kistje met glazen deksel, dat door warme kruiken op de temperatuur van ^ 32° C. gehouden wordt. Een natte spons in de couveuse opgehangen zorgt voor voldoende vochtigheid. Het kind wordt alleen uit de couveuse genomen, wanneer het gevoed en verdroogd moet worden. Is het kind te zwak om te zuigen, doch slikt het wel, dan kan men het met een lepeltje voeren, mist het de kracht om te slikken, dan moet de kunstmatige voeding worden toegepast. Men brengt dan een dunnen slappen katheter tot in den maag, en plaatst hierop een glazen trechtertje waarin de melk (liefst moedermelk, welke men met een zg. zogpomp heeft opgevangen) geschonken wordt.

Niet altijd is het mogelijk moeder en kind beide te redden. Moet men kiezen, dan stelle men het leven van de moeder boven dat van het kind. Gelukkig komen we slechts uiterst zelden voo rdeze keus te staan. Moet het kind opgeofferd worden, dan zullen we door verkleinen (gewoonlijk van den schedel) de bevalling langs het normale baringskanaal mogelijk maken. De schedel wordt verkleind door met een perforatorium eene opening in het schedeldak te maken, waardoor een gedeelte van den inhoud naar buiten kan treden. Met een cranioclast wordt dan de verkleinde schedel naar buiten gehaald. Bij dwarsligging is soms noodig het hoofd van den romp te scheiden (decapitatie). Bij monsterkinderen moet soms het geheele lichaam verkleind worden.

Tweelingzwangerschap komt voor 1 op 80. Drielingzwangerschap 1 op 6 a 7000. Vierlingzwangersehap is zeer zeldzaam; opgaven hieromtrent wisselen tusschen 1 op 120.000 en 1 op 137.000. Yan vijf- en meervoudige zwangerschap is dit in het geheel niet meer bekend.

Eeneiige tweelingen zijn altijd van hetzelfde geslacht en gelijken zeer veel op elkaar. Tweeeiïge tweelingen kunnen van verschillend geslacht zijn en gelijken niet meer op elkaar dan andere kinderen van eenzelfde ouderenpaar. Tweelingkinderen (gemelli) zijn gewoonlijk kleiner en wegen minder dan het gemiddelde. Niet zelden worden tweelingkinderen te vroeg geboren. Meervoudige zwangerschap komt herhaaldelijk bij dezelfde vrouw meer dan eens voor en schijnt ook, zoowel van vaders- als van moederszijde erfelijk te zijn.

Allerlei ziekten kunnen de zwangerschap compliceer en. Yele kunnen aanleiding geven tot vroegtijdig afbreken der zwangerschap. Zoo bijv. acute infectieziekten als typhus, roodvonk, en chronische infectieziekten zooals bijv. syphilis. De syphilis is niet zelden de oorzaak van het herhaalde malen achtereen optreden van miskraam.

Echte, zg. zwangerschapsziekten, die dus tijdens en door de zwangerschap ontstaan en na de haring, of den kunstmatig opgewekten abortus of vroeggeboorte gewoonlijk snel genezen, zijn:

1°. Het overmatige braken. Last van misselijkheid en braken komt bij meer dan de helft der zwangere vrouwen voor. In enkele gevallen kan dit braken echter, ondanks elke behandeling, een zoo ernstigen graad bereiken, dat de vrouw van uitputting dreigt te sterven. In die gevallen moet miskraam worden opgewekt.

Het opwekken van abortus is alleen dan zonder gevaar, als het geheel volgens de regelen der kunst geschiedt. Wordt de asepsis verwaarloosd, zooals bij niet medischen, misdadigen abortus, dan leidt deze kunstbewerking niet zelden tot zeer ernstig ziek zijn en zelfs tot den dood. Ook bij hart, long en nierziekten moet, in zeer enkele gevallen, de zwangerschap onderbroken worden, om de vrouw te redden.

Een echte zwangerschapsziekte is ook die nierziekte, welke kan leiden tot stuipen vóór tijdens of na de bevalling (Eclampsie). Bij geregeld urine-onderzoek is dit dreigende gevaar echter dikwijls tijdig te herkennen en af te wenden door bedrust en absoluut melkdiëet. Ook zwelling van de beenen, vooral om de enkels, kan op gestoorde nierfunctie wijzen, is echter zeer dikwijls zonder ernstige beteekenis.

Bloedingen uit de geslachtsorganen tijdens de zwangerschap, wijzen altijd op iets abnormaals. In de eerste maanden heeft men vóór alles aan een dreigende miskraam te denken. Bedrust en opium kunnen de miskraam soms nog tot staan brengen. In de latere maanden der zwangerschap is bloeding dikwijls afhankelijk van verkeerde ligging der nageboorte. Deze ligt dan op den baarmoedermond, zg. placenta praevia, een ernstige complicatie zoowel voor moeder als voor kind.

Een overmatige hoeveelheid vruchtwater (hydramnion) kan de functie van het hart en de longen bemoeilijken door enorme uitzetting van den buik en drukking op het middenrif. Laat men het vruchtwater afloopen, dan geeft dit de moeder veel verlichting, doch volgt gewoonlijk de bevalling binnen niet al te langen tijd. Was het kind nog niet levensvatbaar dan wordt dit dus feitelijk opgeofferd.

Nu en dan worden misvormingen of vlekken bij het kind waargenomen, die als gevolg van het schrikken der moeder, tijdens de zwangerschap, worden beschouwd (zg. verzien). Daar wetenschappelijk vaststaat, dat vele afwijkingen reeds'veel vroeger moeten bestaan hebben, dan het tijdstip waarop de vrouw geschrokken is, is in tal van gevallen de onjuistheid van dit bijgeloof met absolute zekerheid te bewijzen.

Buitenbaarmoeder lijke zwangerschap bestaat in al die gevallen, waarin het bevruchte ei zich buiten den uterus verder ontwikkelt. Het normale einde der zwangerschap wordt in die gevallen slechts uiterst zelden bereikt. De vrucht sterft bijna altijd in de eerste maanden tengevolge van onvoldoende voeding en barsten van den vruchtzak. Enkele gevallen zijn bekend, waarin het kind voldragen ter wereld werd gebracht, natuurlijk langs operatieven weg.

Bij barsten van den vruchtzak, kan een zeer hevige, soms doodelijke inwendige bloeding optreden. Zoo gauw dan ook eene zich ontwikkelende buitenbaarmoederlijke zwangerschap ontdekt wordt, zal men deze operatief wegnemen vóór de bloeding optreedt. Is de vruchtzak eenmaal gebarsten, dan hangt het van tal van omstandigheden af, of zonder operatie genezing kan optreden.

Sinds de laatste halve eeuw is een groote verbetering waar te nemen in het sterftecijfer der kraamvrouwen. De groote verdienste van het ontdekken der oorzaken van kraambedinfecties komt toe aan Semmelweisz. Hij leerde tevens die infecties te voorkomen (zie Kraamkoorts).

In het kraambed komt nu en dan een zwelling van het geheele been voor, gepaard gaande met een gevoel van onmacht om het been op te lichten, met pijn en koorts. Dit zg. kraambeen moet met hooge ligging en zeer langdurige rust behandeld worden en kan nog langen tijd na de bevalling tot klachten aanleiding geven. Zie ook Kraamvrouw-verpleging.

Eene volledige lijst van verdienstelijke verloskundigen vindt men in v. Winckel, Handbuch der Geburtshülfe, 1903.

< >