Gepubliceerd op 23-02-2021

Medische wetenschap

betekenis & definitie

lat. Medicina, van medicare, genezen, in ruimeren zin de wetenschap van het maaksel en de verrichtingen van het menschelijk en dierlijk lichaam in den gezonden en zieken toestand; zij behoort derhalve tot de natuurwetenschappen en bestaat, gelijk deze in het algemeen, uit een beschrijvend en een toegepast (exact) gedeelte.

Het beschrijvend gedeelte der M. omvat eerstens de ontleedkunde of anatomie, de leer van den bouw en het maaksel des lichaams, verder de ontwikkelingsgeschiedenis, welke de eerste vorming van ’t geheele lichaam en van de deelen daarvan behelst, eindelijk de diagnostiek met de anamnestiek en de semiotiek. De reeks der toegepaste vakken der M. begint met de physiologie, welke zich met de verrichtingen en levensuitingen van het gezonde en zieke lichaam bezighoudt en dus nog in een normale en een pathologische physiologie kan worden gesplitst. Ontleedkunde en physiologie zijn tot op zekere hoogte zelfstand, wetenschappen, bloot hulpmiddelen voor de M. in engeren zin, die tot taak heeft het gezonde lichaam gezond te houden en het zieke lichaam te genezen. De middelen om het gezonde lichaam gezond te houden, de voorwaarden tot behoud der gezondheid, leert de gezondheidsleer of hygiène kennen; deze laat zich nog in een openbare en een private hygiène onderscheiden. Tot laatstgenoemde behooren de diaetetiek, de leer van de wijze waarop ’t individu zijn leven moet inrichten om gezond te blijven, de eubiotiek, de leer v. d. kunst lang en gelukkig te leven, en de prophylactiek, welke leert hoe men zich tegen bepaalde ziekten in acht kan nemen. De taak der geneeskunde, het zieke lichaam weer gezond te maken, vordert kennis van de ziekten, een onderwerp waarmee de pathologie zich bezighoudt; de algemeene pathologie gaat het wezen en de oorzaken der ziekten in het algemeen na, terwijl de bijzondere pathologie of nosologie zich tot afzonderlijke ziektevormen bepaalt en die tot een voorwerp van meer minitueuse studie maakt; de pathogenie en de aeliologie leeren het ontstaan der ziekten kennen. De .omvang der pathologie is zeer groot, vandaar dat men ook hierin tot verdeeling van den arbeid is gekomen en de ziekteleer zich gesplitst heeft in een z.g. inwendige, die zich inzonderheid met de ziekten der inwendige organen bezighoudt, en een uitwendige, de Chirurgie of Heelkunde, tot wier gebied vroeger alleen de ziekten der uitwendige lichaamsdeelen behoorden, doch waartoe men thans ook al die ziekten rekent, die langs operatieven weg genezen kunnen worden.Chirurgie of Heelkunde

Aanvankelijk was zij meer een kunst, verlangde de uitoefening meer de vaardigheid om uitwendige beleedigingen met de hand te genezen, dan dat zij met de wetenschap iets uitstaande had. Nog in het begin der 19de eeuw, werd een groot deel der H. in plaats van door de wetenschappelijk gevormde mannen, door barbiers en dergelijke personen uitgeoefend: breuken steensnijders, kiezentrekkers enz., doch is men tot de zeer juiste overtuiging gekomen, dat een afscheiding tusschen H. en de zoogenaamde interne (inwendige) geneesmethode niet mogelijk is. Geneesheer en heelmeester behooren in een persoon vereenigd te zijn; wat natuurlijk volstrekt niet uitsluit, dat de eene medicus zich in de practijk (doch na beide vakken grondig te hebben bestudeerd) op de H„ een ander zich op de interne geneeskunde kan toeleggen. Deze opvatting, de eenige juiste, wordt in alle beschaafde landen gehuldigd. De hoofdzaak voor den chirurg is, behalve de vaardigheid in ’thanteeren der operatieve instrumenten, een helder voorstellingsvermogen op het gebied der anatomie. Met de herleving der studie van de ontleedkunde neemt dan ook de eigenlijke H. een aanvang.

Was het voornamelijk Frankrijk, dat sedert de 14de en volgende eeuwen de beroemdste chirurgen opleverde (met de oprichting van de Académie de Chirurgie te Parijs (1271) kreeg de H., in het bijzonder door Sanfranchi (1295), een vaste basis) in de 17de en 18de eeuw werd ook Nederland door mannen als Palfijn, Camper, Sandifort e. a. beroemd. De eigenlijke ontwikkeling der H. in Duitschland en Engeland valt eerst in de 17de en 18de eeuw. Italië leverde eveneens eenige beroemde chirurgen, waarvan in het bijzonder dient genoemd Fabricius ab Aquapendente, 1537—62. De talrijke oorlogen door Napoleon gevoerd deed den drang naar goede chirurgen niet weinig toenemen en de H. geraakte dientengevolge veel vooruit: Dupuytren, Lisfranc, Malgaigne, Velpeau in Frankrijk; Astley Cooper, Lister, Fiergusson, Guthrie in Engeland; Bruns, Gräfe, Langenbeck, Chelius, Dieffenbach in Duitschland. Door hen werd de anatomische H. gegrondvest. Een belangrijke voortgang in de H. is

1e. de kennis van de algemeen en plaatselijk verdoovend werkende middelen: zwevelaether, chloroform, cocaïne, kunstmatige bevriezing;
2e. kunstmatige bloed-armoede (Esmarch, zie aldaar);
3e. de antiseptische middelen en de ontdekking der bacteriologen omtrent de oorzaak der wondkoortsen.

Zie Amputatie, Oogheelkunde, Operatie, Verwonding enz., Verbandsleer, en onder Oorlog (chirurgie). Ofschoon het gebied zich niet streng scheiden laat, behoort tot de H. in hoofdzaak datgene wat langs mechanischen weg verbetering tracht aan te brengen, hetzij met manipulaties of door apparaten, verbanden enz. enz. Meer speciaal die ziekten, welke ontstaan zijn door mechanische oorzaken (verwondingen, kneuzingen en dergelijke) en waarbij de inwendige middelen grootendeels worden vervangen door uitwendige (pleisters, zalven, verbanden, wasschingen, operatiën).

Literatuur. Deze is zoo uitgebreid, dat wij ons moeten beperken tot het vermelden van enkele werken: Bernstein, Geschichte der Chirurgie (2 Bde. Leipzig 1822—23); Gründer, dito (1 Bd. Breslau 1859) ; Wernher, Handbuch der allgemeinen und speziellen Chirurgie; Emmert, Lehrbuch der Ch. (2 Aufl. 4 Bde., Stuttgart 1850—67; Ned. vert. 2 dln., Gouda 1852); Billroth und Lücke, Deutsche Ch. (voortgezet door Bergmann und Bruns, Stuttg. 1879—tot op heden); Koenig, Lehrbuch der speziell. Ch. (7 Aufl. 3 Bd. Berl. 1898); Bergmann, Bruns und Mikulicz, Handbuch der prakt.

Ch. (4 Bd., 2 Aufl. Stuttg. 1903); Dupuytren, Leçons orales de chinique chirurgicale faites à VHôtel-Dieu (4 tom. Paris 1820—34); Dechambre, Dictionnaire encyclopédique des sc. méd. (100 tom. 1865—1889); Duplay et Redus, Traité de Ch. (2e ed. 8 tom. 1897 —99); Le Dentu et Delbet, Traité de ch. clinique et opératoire (10 tom. 1896—1901); Lejars, Chirurgie dy urgence (4e ed. 1904); Cooper, Lectures on the principles and practise of surgery (3 t. London 1824—27).

Elk der hoofdvakken der M. heeft nog hare min of meer zelfstandig optredende onderdeelen; eerstens zulke die zich tot afzonderlijke lichaamsdeelen of organen bepalen (oogheelkunde, oorheelkunde, verloskunde enz.), verder zulke die zich met bepaalde groepen van individuen of met bepaalde levensperioden bezighouden (gynaecologie, kindergeneeskunde enz.). Van groote beteekenis is de prognostiek (zie Prognose), de leer van de kunst, uit het reeds plaats gehad hebbend verloop eener ziekte tot het toekomstig verloop te besluiten. Met het eigenlijk genezen der ziekten houdt de therapie zich bezig. Men onderscheidt eene somatische (van soma = lichaam) en eene psychische (van psyche = geest, ziel) therapie. De voornaamste hulpwetenschappen der eerste zijn de pharmacologie, de balneohgie en de electrotherapie. Bij de pharmacologie of de leer van de werking der geneesmiddelen sluiten zich aan de leer van de werking der vergiften (toxicologie) en de leer van de bereiding der geneesmiddelen (pharmacie).

In tegenstelling van de eerste, maakt de psychische geneeswijze alleen gebruik van geestelijke middelen en zoekt hoofdzakelijk genezing te bewerken door het gesproken woord. Waar de somatische th. haar aangrijpingspunt kiest op de door het centraal zenuwstelsel beheerscht wordende organen, volgt de psychische th. den tegenovergestelden weg. Zij werkt onmiddellijk op den geest om het lichaam te bereiken. Geestes-stoornis en lichamelijk lijden worden door haar genezen:

a. Door invloed uit te oefenen op de geestesstemming en door het opwekken van gemoedsaandoeningen;
b. Door in te werken op de verbeelding van den mensch, door het wekken van zijn vertrouwen, het speculeeren op zijn geloof, door suggestie (zie ald.);
c. Door het versterken van den wilskracht, door het opvoeden van den geest.

Zoolang de mensch bestaat werd van geestelijke middelen gebruik gemaakt om zieken te genezen. De methodische toepassing dezer middelen dagteekent eerst van het jaar 1866, toen Dr. A. A. Liébeault zijne psychische behandeling door verbale suggestie wereldkundig maakte. (Zie Suggestie). Het onderdeel der Medische wetenschap dat de justitie ter zijde staat en opheldering geeft aangaande het voorhanden zijn van culpabiliteit en de mate daarvan, heet gerechtelijke geneeskunde (zie Onderzoek, gerechtelijk geneeskundig).

De M. is zoowel een kunst als een wetenschap en was lang bijna uitsluitend een kunst. Ook thans nog heeft de M. de hoogte der zuivere wetenschap nog in geenen deele bereikt. Gedurig worden nog nieuwe ontdekkingen gedaan en verschijnselen waargenomen die reeds lang bekend moesten zijn, wilde de M. aan het ideaal v. wetenschap beantwoorden; velen, die aan ziekten lijden wier absolute ongeneeslijkheid niet kan worden aangenomen, blijven ongenezen of sterven. Er bestaan in de M. verschillende hoofdrichtingen: het empirisme, dat alleen aan zinnelijke waarneming waarde toekent, dat dogmatisme (eclecticisme, scepticisme), dat van abstracte verstandelijke redeneering uitgaat en het rationalisme, dat zich door de rede laat leiden, redeneering en waarneming vereenïgt. In ons land heeft door alle tijden heen het empirisme de overhand gehad. .