Gepubliceerd op 28-02-2021

Placenta

betekenis & definitie

lat., moederkoek, het orgaan in de zwangere baarmoeder, dat eerstens het ei aan den binnenwand der baarmoeder bevestigd houdt, en verder de plaats is waar het embryonale bloed door allerlei scheikundige veranderingen geschikt wordt gemaakt om tot voedsel voor de vrucht te strekken.

De menschelijke P. vertoont zich als een 15—20 centimeter lange, ½ tot ¾ kilogr. zware en 2—4 centim. dikke laag van een sponsachtig, uiterst vaatrijk weefsel, gelegen tegen den baarmoederwand en daarmee innig vergroeid. Door de wanden der vaten heen heeft tusschen het moederlijk en embryonale bloed een gedurige uitwisseling van stoffen plaats (zie Embryo). Kort na de bevalling maakt de P. zich met de eivliezen als z.g. nageboorte van de baarmoeder los en wordt dan uitgedreven. Loslating van de P. of ontaarding heeft den dood der vrucht tengevolge en is de oorzaak van de meeste miskramen. Abnormale ligging van de P., d. i. aan de zijde van den baarmoedermond (voorliggende P., Placenta praevia) kan levensgevaarlijke vloeiingen veroorzaken en vordert onmiddellijke verloskundige hulp (grootst mogelijke bespoediging der verlossing).

< >