Puerperium, de periode onmiddellijk na de bevalling, waarin het organisme allengs weer tot zijn vroegeren toestand terugkeert. De periode van het K. treedt in zoodra vrucht en nageboorte zijn uitgedreven, en duurt 6—7 weken.
De baarmoeder herkrijgt in dien tijd haar vroegere gedaante en grootte; ook de overige bij de zwangerschap en de bevalling betrokken organen keeren terug tot den toestand van vóór de zwangerschap. Dit heeft plaats onder gestadig wegvloeien van een slijmig, aanvankelijk met bloed vermengd vocht (kraamvloed, lendenwater geheeten). Ook het zenuwstelsel en de lichaamssappen deelen in dezen terugkeer tot den vroegeren, normalen toestand. Afgemat van de inspanning bij de baring valt de pas verloste in den regel onmiddellijk na de bevalling in een korten slaap, waaruit zij, zoo haar krachten niet geheel en al zijn uitgeput, verkwikt en gesterkt ontwaakt. Door de nu weer vermeerderde werkzaamheid der huid, begint de kraamvrouw vervolgens sterk te zweeten, hetgeen voor het gunstig verloop van het K. van het grootste belang is. De behoefte aan voedsel is de eerste 3—4 dagen gering, de stoelgang traag, en het is niet raadzaam der kraamvrouw deze eerste dagen meer te geven dan wat soep, melk, nu en dan een ei en wat wittebrood; van den 5den tot den 12den dag geve men haar lichtverteerbare spijzen (gevogelte, kalfsvleesch, gekookte visch, zachte eieren, cacao, melk, wat wijn).
Is er na den 3den dag nog geen ontlasting geweest dan geve men een eetlepel wonderolie. Yan groot belang voor een gunstig K. is de melkafscheiding en het zoogen van het kind; het uitblijven of kunstmatig stuiten der melksecretie kan op het terugvormingsproces van de baarmoeder en overige organen van zeer nadeeligen invloed zijn en aanleiding geven tot het ontstaan van allerlei kraamziekten; steeds is de terugkeer (involutie) tot den normalen toestand veel regelmatiger en volkomener bij vrouwen die zoogen dan bij zulken die dit niet doen. Voor het overige is gedurende de K.-periode naast rust de grootste zindelijkheid en reinheid van al wat met de kraamvrouw in aanraking komt een dringend vereischte (zie Kraamkoorts).Tot de aan het K. eigene ziekten (veelal het gevolg van ondoelmatige behandeling) behooren de koortsachtige ontstekingen van de baarmoeder en haar omgeving, vloeiingen, aandoeningen van de waterblaas en den endeldarm, neuralgiën, de verschillende veranderingen in vorm en ligging der uterus, thrombotische verstopping van sommige aderen, enz.