Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- Bezitsmacht
- Bezittelijk
- Bezitten
- Bezittend
- Bezitter
- Bezoar
- Bezoarazijn
- Bezocht
- Bezoden
- Bezoedelen
- Bezoek
- Bezoeken
- Bezoen
- Bezolderen
- Bezoldigen
- Bezomerkaden
- Bezondigen (zich)
- Bezonnen
- Bezoomen
- Bezopen
- Bezorgd
- Bezorgen
- Bezorgzaam
- Bezouten
- Bezuchten
- Bezuiden
- Bezuinigen
- Bezuinigingsmaatregel
- Bezuipen (zich)
- Bezuren
- Bezwaar
- Bezwaard
- Bezwaarlijk
- Bezwaarnis
- Bezwaarschrift
- Bezwachtelen
- Bezwadderen
- Bezwalken
- Bezwangeren
- Bezwaren
- Bezwarend
- Bezwavelen
- Bezweerder
- Bezweet
- Bezwelten
- Bezwemmen
- Bezweren
- Bezweringsboek
- Bezwijken
- Bezwijmelen
- Bezwijmen
- Biais
- Biandrie
- Biasse
- Bibberachtig
- Bibberen
- Bibelot
- Bibit
- Biblia
- Bibliognosie
- Bibliograaf
- Bibliographie
- Bibliographisch
- Bibliolatrie
- Biblioliet
- Bibliolieten
- Bibliomaan
- Bibliomanie
- Bibliomantie
- Bibliophile
- Bibliothecaris
- Bibliothecographie
- Bibliotheconomie
- Bibliotheek
- Biblist
- Biblistiek
- Bicamerisme
- Bicarbonaat
- Biceps
- Biconcaaf
- Biconvex
- Bicycle
- Bidbank
- Biddag
- Bidden
- Bidder
- Bidet
- Bidkamer
- Bidprentje
- Bidriem
- Bidsnoer
- Bidsprinkhaan
- Bidstoel
- Biduur
- Bidzalig
- Bidziel
- Biecht
- Biechtbewijs
- Biechtdag
- Biechteling
