Gepubliceerd op 01-09-2018

Bezorgen

betekenis & definitie

BEZORGEN, (bezorgde, heeft bezorgd), hij is bezorgd, zit er goed in; (ook) er is zorg voor hem gedragen; (ook) hij is goed getrouwd; (ook) hij is in verzekerde bewaring:

— zorg voor iets hebben hij heeft veel te bezorgen; Woordenlijst der Ned. taal, 6de uitgave, bezorgd door Br. A. Kluyver;
— zorgen dat iem. iets krijgt: gij moet ons geld bezorgen, verschaffen;
— iem. veel moeite, verdriet bezorgen, veroorzaken;
— dat heeft hem den korf bezorgd, doen zakken bij zijn examen;
— doen verkrijgen iem. eene betrekking bezorgen;
— op eene bepaalde plaats, bij een bepaald persoon brengen brieven en boodschappen te bezorgen hiernaast. BEZORGING, v. (-en), het bestellen ik dank u voor de bezorging van den brief; (w. g.) bereddering, regeling: de bezorging der begrafenis; verschaffen, BEZORGER, m. (-s), besteller: bezorger der begrafenissen. BEZORGSTER, v. (-s).