BEZOAR, m. (-s), rondachtige, ziekelijke verharding die men in de maag en het darmkanaal van vele herkauwers vindt, soms bestaande uit ineengedraaide haren (de gemsballen), soms uit phosphorzure kalk, soms uit een eigenaardig vetzuur (de Oostersche bezoar); aan dezen laatsten werd weleer eene buitengewone kracht als geneesmiddel en tegengift toegeschreven.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk