Gepubliceerd op 01-09-2018

Bezoar

betekenis & definitie

BEZOAR, m. (-s), rondachtige, ziekelijke verharding die men in de maag en het darmkanaal van vele herkauwers vindt, soms bestaande uit ineengedraaide haren (de gemsballen), soms uit phosphorzure kalk, soms uit een eigenaardig vetzuur (de Oostersche bezoar); aan dezen laatsten werd weleer eene buitengewone kracht als geneesmiddel en tegengift toegeschreven.

< >