Gepubliceerd op 01-09-2018

Biecht

betekenis & definitie

BIECHT, v. (-en), (R.-K.) belijdenis van zonden aan een geestelijke, meestal vóór de H. Communie; berouwvolle belijdenis van zonden; openhartige bekentenis;

— de biecht bestaat uit het berouw over bedreven zonden, de belijdenis der zonden, de vergiffenis door den priester, en de voldoening; de generale biecht, als men de zonden van zijn heele leven belijdt; de biecht hooren; iem. de biecht afnemen, (ook fig.) iem. de biecht afnemen, nauwgezet ondervragen;
— iem. de biecht voorlezen, zijn plicht voorhouden, zeggen waaraan hij zich te houden heeft;
— uit de biecht klappen, geheimen oververtellen;
— (w. g.) ik zeg het u in biecht, in geheim;
— bij den duivel te biecht gaan, aan een vijand zijne geheimen toe vertrouwen.