Gepubliceerd op 01-09-2018

Bezitten

betekenis & definitie

BEZITTEN, (bezat, heeft bezeten), op iets zitten, (w. g.) die stoel is pas bezeten; u bezit mijne japon, uw stoel staat met één of twee pooten op mijne japon;

— in bezit hebben een groot vermogen bezitten;
— eene rijke bibliotheek bezitten, in eigendom hebben;
— hij bezit geen cent, is doodarm;
— vele deugden, een gezond verstand bezitten, hebben;
— bezit uw ziel in lijdzaamheid, wees lijdzaam;
— vrienden bezitten. BEZITTING, v. (-en), het bezitten;
— goed, land dat men bezit;
— onze Oostindische bezittingen, koloniën.

< >