bw., van omstandigheid (in Nederland niet in spreekt. gebruikt)
1. met genoegen, met lust; ik zie — vrolijke mensen; een — geziene gast; van harte —, met een hartelijk genoegen, met heel veel genoegen; niet —, met tegenzin, liever niet; iemand of iets — mogen (lijden), veel van de persoon of de zaak houden, er veel mee op hebben; iets — zien, het met genoegen zien, het aangenaam vinden; ofwel: wensen dat het zo zijn zal; in verband met willen, wensen enz. of met een uitgedrukte wens ter aanduiding dat de vervulling daarvan aangenaam zou zijn: ik zou u — even willen spreken; ik had — gezien dat...; (fig.) iets — hebben, erop gesteld zijn, het zeer begeren of willen;
2. (fig.) bereidwillig, zonder zwarigheden te maken: ik neem het — aan; ik geloof het —.
