Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

tonen

betekenis & definitie

1. In de bet.: laten zien, aanwijzen; (de weg, een plaats) (aan)wijzen; - ook als gall. (ter vert. van fr. montrer): bezitten, kunnen laten zien enz. (zie de 1ste aanh.). (In deze toep. in de standaardt. uitsl. in bijz. stijl).

Laten de flinke Gentsche meisjes - geen stad telt en toont er evenveel mooie, en zij kennen hunne schoonheid tot drieste uitdaging toe! -, laat de Gentsche meisjes getuigen voor Paul, die enz., TEIRLINCK-V.D.W. 1928, 73.

Toch volgde hij nog tussendoor, hoe de dokter binnenkwam en hoe hij samen met moeder, iets aan vader toonde. Waren het foto’s? DURNEZ z.j. (± 1958), 92.

De gastvrouw was een schooljuf. ... nadat we de hele avond gepraat hadden over alles en nog wat, stak ik zeker ogenblik de vinger op: ‘Juffrouw?’ ‘Ik zal u even de weg tonen,’ zei ze prompt, BOON 1977, 147.

Terug in Brussel toonde ik mijn oude filter aan mijn garagehouder, die zei dat er niets aan haperde, TOURING 22/2/1978, p. 1.

2. Voor de dag komen, van de partij zijn, de aandacht trekken, krachtig optreden enz. (als gall., ter vert. van fr. se montrer).

Lucien Van Impe toonde zich weer. Zaterdag interesseerde de klim op een helling van vierde kategorie hem maar matig, zodat hij anderen er punten liet winnen, maar zondag op de Mur de Bretagne was Lucien Van Impe weer van de partij toen er moest geklommen worden, Gazet v. Antw. 11/7/1977.

3. Als koppelww.: lijken, schijnen, eruitzien.

Al ons gasten tonen mager, en toch wegen ze tamelijk veel, Gehoord te Boom dec. 1977.

Om het pilotenbrevet te behalen heeft L.B. cursussen gevolgd in Engeland. Het toont allemaal ongevaarlijk, maar dit blijkt wel anders te zijn als men weet dat er op de 5000 piloten, verspreid over de hele wereld jaarlijks 2 à 3 de dood vinden tijdens een vlucht, Teletip 30/5/1978.

< >