In versch. verb. met abstracta als object: (belangstelling) wekken; (moeilijkheden) ondervinden; (resultaten) behalen, bereiken, opleveren; (een tekort) heb- ben; (succes) hebben, behalen, oogsten; enz.
- Vaak is het gebruik van kennen in verb. met een abstract znw. volledig overbodig: bijv. iets beeft een achteruitgang gekend i.p.v.: iets is achteruitgegaan enz.
De Nederlandse tv-lessen kennen een geweldig sukses, Vrouw en Wereld maart 1974, p. 29.
Donderdag kende de ploeg van Amerikaanse „rampbestrijders” drie mislukkingen, Gazet v. Antw. 2/5/1977.
De doortocht van de Ronde van Frankrijk doorheen het Brusselse stadscentrum kende een grote belangstelling, Taalb. 1978, III, 205.
De regering zal nog veel moeilijkheden kennen. Het lager onderwijs heeft dit jaar een achteruitgang gekend. Wij kennen nog een groot tekort aan zulke scholen. Ook onze buurlanden kennen overstromingen, Taalb. 1978, III, 208.