Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kort

betekenis & definitie

1. In versch. verb. die in de standaardt. niet voorkomen: kort nat, korte drank e.d. (ook kortnat, kortedrank), sterkedrank, inz. jenever;

- te kort komen aan iets, te kort schieten in (zijn plicht e.d.); ook: (een belofte e.d.) niet houden, niet nakomen;
- te kort komen tegen iem., het tegen iem. niet kunnen halen, voor iem. moeten onderdoen enz.;
- het kort trekken, het kort maken; ook: om het kort te trekken, om kort te gaan, kortom; - ook: ik zal kort zijn; om kort te zijn; - kort zitten, krap zitten (met geld); ook: gevangen zitten.

„En voor mijnheer ... een glas bier?” vraagt een dienster en schelmsch fluistert ze hem in ’t oor: „Er is ook kortnat!” „Een cognacsken!” zegt hij dof, WACHTERS 1946, 58.

Tot afscheid ... haalt Klaus de jeneverfles uit de schapraai. Maar Roedi drinkt nooit kort vocht, TEIRLINCK 1952, 2, 172.

Trek het kort. Onze tijd is kostbaar, Keurig Ndl. 1966, 9.

Om het kort te trekken, zijn jullie het hier mee eens? Keurig Ndl. 1973, 197.

2. Zelfst. gebr. in de verb. in 't kort, als bijw. bep. van tijd: binnenkort, weldra; ook in toep. op het verleden: kort geleden; - binnen heel kort, op zeer korte termijn. Dactylograaf, Mijnheer; ze leert nog, maar zal in kort haar diploma krijgen, naar ik hoorde, TEIRUNCK-V.D.W. 1928, 14.

„Heeft dat beest in ’t kort nog eten gehad?” vroeg hij al voortgaande, om te weten wanneer hij het weer moest voederen, WALSCHAP 1939, 79.

Aldus hoopt het de weg uit te stippelen naar de realizatie van nieuwe bouwnormen en wetgeving, en dit binnen heel kort, Vrouw en Wereld sept. 1975, p. 45.

Sam.: kortbiografie (germ.?), korte biografie, biografisch artikel; kortfilm, korte film (als genre); kortgestuikt, gedrongen (Haar oudste zoon, Louis ... een krachtige, kortgestuikte jonge man, DE PILLECYN 1962, 82).