Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

halen

betekenis & definitie

In de verb. het halen op (van) iem., iets, het van iem., iets winnen; de overhand op iem., iets behalen; soms bep.: sterker zijn dan, enz. (gall., naar fr. l’emporter sur).

In de grond is de Waterman een gelukkig wezen. Ofwel haalt zijn rede het op zijn drift en dan voelt hij zich superieur; ofwel enz., JONCKHEERE 1967, 137.

Hij hoopt stellig dat hij het op zijn tegenstander zal halen. - Zal hun persoonlijke overtuiging het halen op de partijtucht? Taalb. 1973, II, 800.