Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kader

betekenis & definitie

1. Lijst (van een schilderij, een foto enz.); soms bep.: ingelijst schilderij e.d.

Dames, die alleen thuis zijn, menen dat hun woning nooit in orde is. Eeuwig zouden ze tafels en stoelen en banken en kaders en beelden versleuren, verleggen, verhangen, verslepen, JONCKHEERE 1947, 76.

Hij had het stuk gewijd brood met zo’n raastigheid tegen een kaderke gegooid dat het van de nagel en kapot op de grond was gevallen, CLAES 1960, 35.

(Hij) trok de foto uit het kader, wierp het kader op zijn schoot, en liep zonder een woord te zeggen met de foto de kamer uit, BERKHOF 1962, 118.

Van Tante Gertrude natuurlijk een kaderke om boven mijn bed te hangen want die kan goed tekenen en schilderen: een zeilschip midden in de stormen, VERSTEYLEN 1964, 63.

Grote keus kaders en reprodukties, Gent 12/8/1976, p. 13.

Ook o.a.: LIA TIMMERMANS 1962, 164. GHYSEN 1963, 114. THEYS 1972, 41.

Opm.: In de standaarde wel in toep. op een omlijste rubriek in een dagblad e.d.

2. Omgeving, entourage; omlijsting.

De mensen doen de dingen leven en bewegen. Midden het roerloze kader, onder de roerende en bewegende mensen, plaatst hij het kind ..., liefst als een heerser over deze kleine wereld, BONI 1948, 61.

Ze pasten, deze huisjes, van buiten gezien, schoon in hun groen kader, Taalb. 1970, II, 562.

Oude en moderne handgeknoopte tapijten ... ingericht in het uniek kader van het Rosier hotel, Gazet v. Antw. 21/4/1977.

Restaurant La Riera ... Gezeliig kader - Zaal voor feestmalen en zakendiners beschikbaar, Mech. 1/6/1978.

3. Frame (van een fiets enz.).
4. In toep. op het personeel van een bedrijf, een instelling enz.; ook: ambtenarencorps (van een overheids- of bestuurslichaam).

De meesten werken op part-time basis voor het museum. De betrachting van de heer de M. is echter dat een werkelijk full-time kader wordt uitgebouwd, Maand jan. 1977, p. 9.

Opm.: In de standaardt. wel in toep. op de leidinggevende rangen bij het leger, en bij uitbr. thans ook in toep. op het leidinggevend personeel van bedrijven (naast het meer gebruikelijke staf, stafpersoneel en -functionaris), bestuursfunctionarissen van politieke partijen, vakverenigingen enz. Het gebruik van het woord kader impliceert in ieder geval een bestuurlijke of leidinggevende functie.

Sam.: inkaderen (zie ald.); - kaderblad, personeelsblad (In beginsel krijgt men alleen steun voor de uitgave van kaderbladen en wetenschappelijke publikaties, Knack 18/4/1973, p. 19).